ECTS-database Plantijn Hogeschool
Sociaal-agogisch werk - Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1
  
cataloognrbenamingstudiepunten
5100100000Ervaren, exploreren, communiceren (d1)/15
5100100001Mens in ontwikkeling (d1)/15
5100100002Mens in ontwikkeling (d2)/24
5100100003Samenleving en recht (d1)/34
5100100004Leergroep 14
5100100005Ervaren, exploreren, communiceren (d2)/23
5100100006Specifiek opvoeden & begeleiden (d1)/23
5100100007Specifiek opvoeden & begeleiden (d2)/33
5100100020Opvoeden, begeleiden en welzijn/14
5100100023Personen met een handicap/24
5100100024Ervaren, exploreren, communiceren (d3)/33
5100100025Jeugdhulpverl., maatsch. kwetsb. groep/34
5100100026Praktijk ervaren/43
5100100027Probleemgestuurde opdracht/44
5100100028Person. met een psychiatr. stoornis/44
5100100029De mens in zijn omgeving/43
Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Ervaren, exploreren, communiceren (d1)/1
  
O.O. heeft componenten:Neen
Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
Code:5100100000
Academiejaar:2011-2012
Type:kernondersteunend,
Niveau:inleidend
Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 1
Contacturen:42
Aantal studiepunten:5
Totaal studietijd:130
Examencontract:mogelijk
Deliberatie:mogelijk
Vrijstelling:mogelijk
Onderwijstaal:Nederlands,
Lector(en)Veerle Portael
Myriam Vanschel
Lieve Walravens
Valerie Diels
Veerle De Wit
Jasper Vrancken
Gwendy Moentjens
Carl Adams
Kristel Eraets
Gwenda Der Kinderen

 

KORTE OMSCHRIJVING

De mens ontmoeten staat, in je werk als Bachelor in de Orthopedagogie, centraal. Belangrijk hierin is de kwaliteit van je communicatie. Binnen dit veelkleurige en boeiende domein kan je zelf je eigen mogelijkheden ervaren en exploreren : verbaal en non-verbaal, sportief en creatief. Je leert meer specifiek over de elementen die deze kwaliteit mee bepalen of verstoren. Bijvoorbeeld bij misverstanden, in vergaderingen, bij het geven of krijgen van feedback, bij het samenwerken, bij het creëren van een creatieve en levende leeromgeving.  


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
  • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
  • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
  • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
  • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
  • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
  • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
Beroepsspecifieke competenties
  • OM514 Organiseert wonen, leren, werken en vrije tijd op methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze. Begeleidt wonen, werken, leren en vrije tijd op een methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze.
  • OM515 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten optimale ontwikkelings- en vormingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, eomtionele, sociale en motorische ontwikkeling.

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
  • De student kan culturele, sportieve, sociale, creatieve en/of ontspanningsactiviteiten aangaan als middel tot procesgericht leren. Hij/zij kan ook toepassingenbedenken of aanbieden binnen de eigen leersituaties en de eigen leeromgeving.
  • De student is in staat verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen veiligheid, voor de veiligheid van de medestudenten en voor het respecteren van materiaal en omgeving.
  • De student is in staat om door middel van lichaamstaal op respectvolle manier contact te nemen, grenzen aan te geven, zichzelf en zijn / haar emoties tot expressie te brengen, flexibele interacties aan te gaan, om te gaan met verschillen en tegenstellingen en het geleerde te integreren.
  • De student is bekwaam om het gebeuren met medestudenten en lectoren (of de leersituatie) als middel te gebruiken om zijn krachten optimaal te benutten en zijn leerproces aan te gaan. (handelen).
  • De student is in staat om feedback met betrekking tot zijn handelen te horen, te (h)erkennen en kritisch constructief te hanteren (evalueren).
  • De student kan digitaal tekst aanmaken via een tekstverwerkingsprogramma.
  • De student kan zelfstandig informatie opzoeken via internet, bibliotheek en cursusmateriaal en deze informatie verwerken.  
  • De student kan het begrip “circulaire communicatie” uitleggen. Hij/zij kan circulaire communicatie, en de effecten daarvan, in dagdagelijkse situaties waarnemen en benoemen.
  • De student begrijpt de axioma’s van Watzlawick en kan deze uitleggen.
  • De student kan de realiteit van de axioma’s in het handelen van zichzelf en van anderen waarnemen en benoemen.
  • De student kan deze axioma’s, en de betekenis hiervan, op een constructieve manier in zijn eigen handelen integreren.
  • De student krijgt aldus zicht op de betekenis en de draagwijdte van het begrip communicatie en de diverse onderdelen hierin.
  • De student kan fictieve en non-fictieve situaties ontleden en analyseren vanuit de aangereikte begrippenkaders met betrekking tot communiceren.
  • De student heeft zicht op de typische eigenschappen van, alsook de verschillen tussen verbale en non-verbale communicatie.
  • De student is zich bewust van de verschillende dragers van non-verbale communicatie en kan via zijn inzicht hierin deze non-verbale communicatie bewust en expressief in relatie brengen.
  • De student kan zijn eigen verbale en non-verbale communicatie, alsook de betekenis hiervan, waarnemen, benoemen en zo mogelijk optimaliseren.
  • De student kan verbale en non-verbale communicatie bij anderen waarnemen en benoemen.
  • De student kan zijn eigen beleving van de verbale en non-verbale communicatie van anderen benoemen.
  • De student kan weergeven wat de doelstellingen van een vergadering zijn.
  • De student heeft zicht op en inzicht in de verschillende vormen van vergaderen.
  • De student kan weergeven wat de taken zijn van de voorzitter, de notulist en van de andere deelnemers tijdens een vergadering.
  • De student kan deze taken tijdens een vergadering in zijn handelen integreren en tevens waarnemen in welke mate alle taken door de vergadering worden opgenomen.
  • De student kan weergeven hoe een vergadering georganiseerd wordt waarbij hij/zij zowel oog heeft voor de momenten voor, tijdens en na de vergadering.
  • de student begrijpt het verschil tussen opbouwende en afbrekende feedback.  De student kan de feedback in aangereikte situaties analyseren, benoemen en indien nodig constructiever herformuleren.
  • De student beheerst het hanteren van ik-boodschappen en begrijpt de zinvolheid hiervan.
  • De student kan video-opnames maken als observatiemiddel en voor andere praktische doelen

VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
geen

Andere begincompetenties
Eindtermen hoger secundair onderwijs.
Contact kunnen maken met zichzelf en de anderen.

LEERINHOUDEN

DEEL 1

DE COMPONENTEN VAN DE COMMUNICATIE 
1.1. DEFINITIE VAN FAUCONNIER
1.2. VIRGINIA SATIR: CIRCULAIRE COMMUNICATIE
1.3. COMPONENTEN VAN HET COMMUNICATIEPROCES
1.3.1. DE ZENDER
1.3.2. DE ONTVANGER
1.3.3. DE BOODSCHAP
1.3.4. CODEREN IN TEKENS EN SYMBOLEN
1.3.5. HET KANAAL
1.3.6. MEDIUM
1.3.7. FEED-BACK                                                                                                                                
1.3.8. RUIS (NOISE)

1.3.9. SITUATIE/WIE WAT? WAAR EN HOE   

1.3.10.DE TIJDSLIJN/VERLEDEN_HEDEN_TOEKOMST
1.4.  SOORTEN COMMUNICATIE
1.4.1. NAARGELANG DE CODE
1.4.2. NAARGELANG HET KANAAL
1.4.3. NAARGELANG HET AANTAL DEELNEMERS
1.4.4. NAARGELANG DE RICHTING
1.4.5. INTERNE EN EXTERNE COMMUNICATIE
1.4.6. FORMELE EN INFORMELE COMMUNICATIE
1.5. HET JOHARI-VENSTER
2. AXIOMA’S VAN DE COMMUNICATIETHEORIE
2.1. EERSTE AXIOMA: COMMUNICEREN DOE JE ALTIJD
2.2. TWEEDE AXIOMA: JE SPREEKT ALTIJD DUBBEL
2.3. DERDE AXIOMA: ELK ZIJN WAARHEID
2.4. VIERDE AXIOMA: MET WOORDEN OF ZONDER?
2.5. VIJFDE AXIOMA: WIE HEEFT HET VOOR HET ZEGGEN?
3.  VERBALE EN NON VERBALE COMMUNICATIE
3.1. INLEIDING
3.2. VERBALE (DIGITALE) COMMUNICATIE
3.3. NON-VERBALE (ANALOGE) COMMUNICATIE 
3.4. DE DRAGERS VAN NON-VERBALE INFORMATIE
3.4.3. LICHAAMSBEWEGING
3.4.4. GEZICHTSUITDRUKKING
3.4.5. STEMTAAL
3.4.6. AANRAKEN EN NABIJHEIDSGEDRAG
3.4.7. RUIMTELIJKE ORIËNTATIE
3.5. FUNCTIES VAN DE NON-VERBALE SIGNALEN
3.5.1. AANVULLEN VAN EEN BOODSCHAP
3.5.2. BENADRUKKEN VAN DE BOODSCHAP
3.5.3. VERVANGEN VAN DE BOODSCHAP
3.5.4. REGELEN VAN HET GESPREK
3.5.5. TERUGKOPPELEN OF FEEDBACK GEVEN
3.6. EIGENSCHAPPEN VAN DE NON-VERBALE COMMUNICATIE
3.7. NON-VERBALE COMMUNICATIE BIJ KINDEREN
4. OMGAAN MET FEEDBACK
4.1. WAT IS FEEDBACK.
4.1.1. SITUERING EN DEFINITIE
4.1.2. OORZAKEN VAN FALENDE FEEDBACK
4.1.2.1. de persoonlijkheid van de zender en de ontvanger
4.1.2.2. de cultuur van de omgeving
4.1.2.3. de manier waarop feedback gegeven wordt
4.2. HET GEVEN VAN FEEDBACK.
4.2.1. OPBOUWENDE EN AFBREKENDE FEEDBACK
4.2.2. KENMERKEN VAN OPBOUWENDE EN AFBREKENDE FEEDBACK
4.2.2.1. Actueel versus verleden
4.2.2.2. Gedrag versus persoon
4.2.2.3. Beschrijvend versus interpreterend
4.2.2.4. Ik versus Ander
4.2.2.5. Veranderbaar versus onveranderbaar gedrag.
4.2.2.6. Het belang van de zender
4.2.2.7. Gewenst versus niet gewenst
4.3. FEEDBACK ONTVANGEN
5. DE VERGADERING.
5.1. OMSCHRIJVING
5.2. INDELING VAN DE VERGADERING
5.3. DE ASPECTEN VAN DE VERGADERING
5.4. DE MODERATOR OF DE VOORZITTER
5.5. DE DEELNEMERS
5.6. STEMMING- EN BESLUITVORMING
5.7. DE VERGADERING VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN (DE BESLUITVORMINGSVERGADERING)
5.8. DE BRAINSTORMVERGADERING

DEEL 2

1.1 INLEIDING

1.2 GROEPSPROCESSEN EN -PATRONEN, SOCIAAL-PSYCHOLOGISCH BENADERD.

1.2.1 OMSCHRIJVING EN INDELING

1.2.2 GROEPSPROCESSEN

1.2.2.1 Input

1.2.2.2 De groep; wetmatigheden en groepsprocessen

1.2.2.3 Output; groepscohesie en groepspatronen

1.2.2.4 De goed functionerende groep

 

Binnen manuele expressie, lichaamsexpressie en sport en spel wordt (re)creatief agogisch gewerkt rond volgende thema's:
1. het maken van contact
2. de leefwereld van zichzelf en anderen erkennen
3. werken rond ruimte en grenzen
4. werken rond expressie van emoties
5. werken rond fantasie
6. werken met videocamera
7. creatief samenwerken in groep
8. creatieve, expressieve en sportieve activiteiten ontwikkelen voor specifieke leeftijd en doelgroep


STUDIEMATERIAAL
  • Plantijn-syllabus "Ervaren, Exploreren en Communiceren" . Antwerpen: Universitas.  (2011-2012)         Carl Adams, Karen Desloovere, Veerle De Wit, Kristel Eraets, Gwendy Moentjens, Veerle Portael, Myriam Vanschel, Lieve Walravens ... 
    • deel A : Communicatie
    • deel B : Verbindingstekst Ervaren Exploreren en Communiceren
    • deel C : Manuele expressie en video
    • deel D : Lichaamsexpressie
    • deel E : Sport en Spel

 

 

 

 

 

 

 


WERKVORMEN
Soort werkvorm    
hoor- en werkcolleges:

 7

%
practicum en oefeningen:

  35

%

vormen van groepsleren:

  0%

%
Verdere toelichting:
  • Hoor- en werkcolleges
  • Practicum en oefeningen
  • Groepsleren

EVALUATIE

Eerste examenperiode
CategorieWeging van categorieën
permanente evaluatie20%
Schriftelijke evaluatie50%
taak30%

  • Permanente evaluatie: m.b.t. de expressieve en recreatieve vaardigheden

    Schriftelijke evaluatie: kennis-, toepassings- en inzichtsvragen m.b.t. communicatieve vaardigheden.

    De taak bestaat uit:

    ·          Video-opdrachten (33%)

    ·          Toepassingstaak expressieve en recreatieve vaardigheden (67%)


tijd voor examinering
uren

2 

Tweede examenperiode
CategorieWeging van categorieën
permanente evaluatie20%
Schriftelijke evaluatie50%
taak30%

  • Ten aanzien van expressieve en recreatieve vaardigheden:
    • videotaak : deze punten worden volledig overgedragen van de eerste examenperiode               
    • nieuwe toepassingstaak voor identieke expressievorm als 1ste zit                                                                    
    • de punten van permanent evaluatie worden volledig overgedragen vanuit de eerste examenperiode naar de tweede examenperiode
  • Ten aanzien van communicatieve vaardigheden:
    • schriftelijk examen met kennis-, toepassings- en inzichtsvragen
  • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.
 
Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Mens in ontwikkeling (d1)/1
  
O.O. heeft componenten:Neen
Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
Code:5100100001
Academiejaar:2011-2012
Type:kernondersteunend,
Niveau:inleidend
Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 1
Contacturen:42
Aantal studiepunten:5
Totaal studietijd:130
Examencontract:mogelijk
Deliberatie:mogelijk
Vrijstelling:mogelijk
Onderwijstaal:Nederlands,
Lector(en)Jo Franck
Tom Vandersteene
Maite Mallentjer
Wim Van Tongel
Lieve Walravens
Valerie Diels

 

KORTE OMSCHRIJVING

Bachelors in de Orthopedagogie komen in contact met cliënten in alle levensfasen.  Je hebt dan ook een grondige kennis nodig van de menselijke ontwikkeling op biologisch, psychologisch en sociaal gebied.  Binnen het opleidingsonderdeel “mens in ontwikkeling” maak je kennis met deze ontwikkelingsdomeinen.  We vertrekken hiervoor vanuit de algemene psychologie, de ontwikkelingspsychologie en de menselijke erfelijkheidsleer.  In de oefengroepen en werkcolleges pas je deze kennis toe in concrete situaties.  Je leert diverse ontwikkelingsaspecten observeren en hierover rapporteren.


COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
 Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

Algemene competenties

  • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
  • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
  • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
  • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
  • OM505 Stelt een werkplanning op. Leidt een vergadering. Stimuleert het doelgericht werken bij anderen. Begeleidt een team, rekening houdend met de context van een organisatie. Voert beheerstaken uit op financieel en administratief vlak. Levert een bijdrage aan de uitvoering van kwaliteitszorg binnen een organisatie.
  • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
  • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
Algemene beroepsgerichte competenties
  • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
  • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
  • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
Beroepsspecifieke competenties

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • De student kan vanuit de theoretische kaders, wetenschappelijke kennis en inleefsituaties de menselijke ontwikkeling beschrijven.
    • De student kan vanuit aangeboden leersituaties binnen een gewone context de lichamelijke, motorische, teken-, perceptuele, seksuele, sociaal-emotionele, cognitieve, taal- en spelontwikkeling en functionering van personen in hun omgeving omschrijven.
    • De student kan op een methodische wijze het functioneren van individuele personen in hun omgeving observeren en hierover zowel schriftelijk als mondeling rapporteren.
    • De student kan functioneel ICT-mogelijkheden hanteren, meer bepaald Windows en Word.
    • De student kan onder begeleiding informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en interpreteren.
    • De student kan informatie uit diverse bronnen samenbrengen en ernaar verwijzen.
    • De student kan een theoretisch kader toepassen op een concrete casus (opdracht WC).

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
    geen

    Andere begincompetenties
    Eindtermen hoger secundair onderwijs
    LEERINHOUDEN
    • Ontwikkelingsfasen en -opgaven a.h.v. verschillende modellen en psychologische vraagstellingen (o.m. Erikson, behavioristische leertheorie, psychodynamische theorie en humanistische psychologie)
    • Uitdiepen van verschillende ontwikkelingsgebieden, en dit met oog voor verschillende leeftijdsspecifieke opgaven.
    • Observeren/Rapporteren i.v.m. de verschillende ontwikkelingsgebieden

    STUDIEMATERIAAL
    • Cursusmateriaal (tekst en slides)
    • (Internet)bronnen
    • Rigter, J. (2008). Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho.
    • De Bil, P. (2008). Observeren, registreren, rapporteren en interpreteren. Soest: Nelissen.
    • Struyven, K., Baeten, M., Kyndt, E., & Sierens, E. (2009). Groot worden, de ontwikkeling van baby tot adolescent. Tielt: Lannoo. 

    WERKVORMEN
    Soort werkvorm    
    hoor- en werkcolleges:

     35

    %
    practicum en oefeningen:

      7

    %

    vormen van groepsleren:

      0

    %
    Verdere toelichting:
    • Hoor- en werkcolleges
    • Practicum en oefeningen

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    CategorieWeging van categorieën
    Schriftelijke evaluatie80%
    taak20%


    Schriftelijke evaluatie (80%) bestaat uit:
                * HC (75%)
                * OG (25%) – (zie startdocument): Een examenvraag m.b.t. theorie ‘observeren’.
        Taak (20%): WC (zie startdocument).
                * Individuele opdracht in verband met theorie van Erikson
                * Studenten die bij deze opdracht de voorwaarden m.b.t. privacy zoals weergegeven in het startdocument niet in acht nemen, verliezen 5% van het resultaat van het levensboek.

    tijd voor examinering
    uren

    2 

    Tweede examenperiode
    CategorieWeging van categorieën
    Schriftelijke evaluatie80%
    taak20%

    Schriftelijke evaluatie (80%) bestaat uit:
                * HC (75%)
                * OG (25%) – (zie startdocument): Een examenvraag m.b.t. theorie ‘observeren’.
        Taak (20%): WC (zie startdocument).
                * in overleg met de lector van het WC brengt de student, die het levensboek opnieuw wil doen in de tweede examenperiode, een herwerkte versie van het levensboek mee naar het schriftelijk examen 'Mens in ontwikkeling (d1). 
                * Studenten die bij deze opdracht de voorwaarden m.b.t. privacy zoals weergegeven in het startdocument niet in acht nemen, verliezen 5% van het resultaat van het levensboek. 

     
    Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Mens in ontwikkeling (d2)/2
      
    O.O. heeft componenten:Neen
    Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
    Code:5100100002
    Academiejaar:2011-2012
    Type:kernondersteunend,
    Niveau:inleidend
    Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 2
    Contacturen:35
    Aantal studiepunten:4
    Totaal studietijd:104
    Examencontract:mogelijk
    Deliberatie:mogelijk
    Vrijstelling:mogelijk
    Onderwijstaal:Nederlands,
    Lector(en)Maite Mallentjer
    Lieve Walravens
    Valerie Diels
    Wim Van Tongel
    Jo Franck
    Veerle De Wit
    Veerle Portael

     

    KORTE OMSCHRIJVING

    Bachelors in de Orthopedagogie komen in contact met cliënten in alle levensfasen.  Je hebt dan ook een grondige kennis nodig van de menselijke ontwikkeling op biologisch, psychologisch en sociaal gebied.  Binnen het opleidingsonderdeel “mens in ontwikkeling” maak je kennis met deze ontwikkelingsdomeinen.We vertrekken hiervoor vanuit de algemene psychologie, de ontwikkelingspsychologie en de menselijke erfelijkheidsleer.  In de oefengroepen en werkcolleges pas je deze kennis toe in concrete situaties.  Je leert diverse ontwikkelingsaspecten observeren en hierover rapporteren.


    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
    • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
    • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
    • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
    • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
    • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
    • OM508 Volgt beroepsspecifieke, internationale ontwikkelingen op. Raadpleegt actuele, internationale bronnen.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
    • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
    • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
    • OM512 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep. Neemt een standpunt in inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
    Beroepsspecifieke competenties
    • OM513 Analyseert de hulpvraag van de cliënt/het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handleingsplan of begeleidingsplan op. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobeserveerde evoluties.
    • OM515 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten optimale ontwikkelings- en vormingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, eomtionele, sociale en motorische ontwikkeling.
    • OM517 Brengt het netwerk in kaart. Brengt verbinding tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt/het sliëntsysteem leeft en werkt. Bewaakt samen met de cliënt de kwaliteit en duurzaamheid van de netwerken.
    • OM518 Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening (microniveau). Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    • De student kan vanuit de theoretische kaders, wetenschappelijke kennis en inleefsituaties de menselijke ontwikkeling beschrijven.
    • De student kan genetische afwijkingen beschrijven en verklaren.
    • De student kan vanuit aangeboden leersituaties binnen een gewone context de lichamelijke, motorische, teken-, perceptuele, seksuele, sociaal-emotionele, cognitieve, taal- en spelontwikkeling en functionering van personen in hun omgeving omschrijven.
    • De student kan op een methodische wijze het functioneren van individuele personen in hun omgeving observeren en hierover zowel schriftelijk als mondeling rapporteren.
    • De student kan functioneel ICT-mogelijkheden hanteren, meer bepaald Windows, Word, internet en e-mail.
    • De student kan onder begeleiding informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en interpreteren.
    • De student kan informatie uit diverse bronnen samenbrengen en ernaar verwijzen.
    • De student kan een theoretisch kader toepassen op een concrete casus (opdracht WC)

    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
    Om in te kunnen schrijven voor dit opleidingsonderdeel moet je je ook inschrijven voor: Mens in ontwikkeling (d1)/1.

    Andere begincompetenties
    Eindtermen hoger secundair onderwijs
    LEERINHOUDEN
    • Ontwikkeling vanuit de menselijke erfelijkheidsleer
    • Ontwikkelingsfasen en -opgaven a.h.v. verschillende modellen en psychologische vraagstellingen (o.m. systeemdenken)
    • Observeren/Rapporteren i.v.m. de verschillende ontwikkelingsgebieden

    STUDIEMATERIAAL
      • Cursusmateriaal
      • (Internet)bronnen
      • Blackboard
      • De Bil, P. (2008). Observeren, rapporteren en interpreteren. Soest: Nelissen.
      • Struyven, K., Baeten, M., Kyndt, E., & Sierens, E. (2009). Groot worden, de ontwikkeling van baby tot adolescent. Tielt: Lannoo.

    WERKVORMEN
    Soort werkvorm    
    hoor- en werkcolleges:

     35

    %
    practicum en oefeningen:

      7

    %

    vormen van groepsleren:

      0

    %
    Verdere toelichting:
    • Hoor- en werkcolleges
    • Practicum en Oefeningen

    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    CategorieWeging van categorieën
    Schriftelijke evaluatie80%
    taak20%

    Schriftelijke evaluatie (80%) bestaat uit:
                * HC 75% (25% erfelijkheidsleer / 50% hoorcollege)
                * OG (25%) Observatierapport schrijven op basis van aangereikte theorie    

    Taak (20%): WC (zie werkcollegebundel).
                * Individuele toepassingstaak

  • Voor het assessment tijdens de lesweek geldt enkel een officieel attest om een afwezigheid te wettigen. Voor gewettigd afwezigen wordt één inhaalmoment voorzien
  • Voor de individuele schriftelijke toepassingsopdracht kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

  • tijd voor examinering
    uren

    3 

    Tweede examenperiode
    CategorieWeging van categorieën
    Schriftelijke evaluatie80%
    taak20%

    Schriftelijke evaluatie (80%) bestaat uit:
                * HC 75% (25% erfelijkheidsleer / 50% hoorcollege)
                * OG (25%) Behoud van de punten behaald op de opdracht 'schrijven    van    een       observatierapport' tijdens de eerste examenperiode.    

    Taak (20%): WC (zie werkcollegebundel).
                * Individuele toepassingstaak: in overleg met de lector van het WC brengt de student, die de toepassingsopdracht opnieuw wil doen in de tweede examenperiode, een herwerkte versie van de toepassingsopdracht mee naar het schriftelijk examen 'Mens in ontwikkeling (d2)'

     

     
    Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Samenleving en recht (d1)/3
      
    O.O. heeft componenten:Neen
    Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
    Code:5100100003
    Academiejaar:2011-2012
    Type:kernondersteunend,
    Niveau:inleidend
    Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 3
    Contacturen:42
    Aantal studiepunten:4
    Totaal studietijd:104
    Examencontract:mogelijk
    Deliberatie:mogelijk
    Vrijstelling:mogelijk
    Onderwijstaal:Nederlands,
    Lector(en)Lien Welters
    Sarah Van Leuvenhaege

     

    KORTE OMSCHRIJVING

    Deel Recht

    Er wordt een algemene inleiding gegeven tot het recht. De bevoegdheden van de rechtbanken komen aan bod, het verloop van een burgerlijke procedure wordt nader bekeken, enkele betrokkenen van het geding en enkele rechtsmiddelen worden besproken.

    De bronnen van het recht worden gegeven met concrete toepassingen.

    Daarna wordt er dieper ingegaan op een aantal belangrijke thema's binnen het burgerlijk recht. Deze onderwerpen zijn gelinkt aan de toekomstige werkomgeving van de opvoeder-begeleider en gaan over de juridische persoon, (on)bekwaamheid, afstamming, ouderlijk gezag, huwelijk en andere samenlevingsvormen en echtscheiding. 

    De bestaande wetgeving wordt toegelicht en verduidelijkt.

    Er worden praktische toepassingen bekeken en besproken. Tevens zullen de studenten zich buigen over juridische casussen over verscheidene onderwerpen. De student zal de theorie concreet dienen toe te passen.

    Dit zal ervoor zorgen zorgen dat de toekomstige opvoeder begeleider in staat wordt gesteld om in de juridische omschrijvingen zijn weg te vinden, zodat hij ermee vertrouwd is wanneer hij hier mee in aanraking komt via cliënten of leden van het toekomstige werkveld.

    .Deel Sociologie:

    Het gaat hier om een een inleiding aan in het sociologisch denken. In de eerste plaats worden enkele belangrijke sociologische basisbegrippen verduidelijkt (waarden, normen, culturele verscheidenheid, sociale positie, sociale rol, socialisatie, deviant gedrag, ...). Het thema van sociale verandering wordt uitvoerig uitgewerkt.

    Verder worden de belangrijke sociologische paradigma's overlopen. En actuele voorbeelden worden besproken. Op die manier krijgt de student meer inzicht in de sociale realiteit. De basisbegrippen en theorieën geven de student meer inzicht in het eigen gedrag en in het gedrag van de andere. Dit sociologisch denkkader is cruciaal als je met cliënten werkt en/of in teamverband en zeker voor toekomstige orthopedagogen.  




    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
    • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
    • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
    • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
    • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
    • OM512 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep. Neemt een standpunt in inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
    Beroepsspecifieke competenties
    • OM516 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en technieken. Beëindigt een hulpverleningsrelatie, indien nodig of verwijst door.
    • OM518 Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening (microniveau). Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.

    SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
    •  De student is in staat om de bijdrage van een bachelor orthopedagogie in samenwerking met andere disciplines te profileren en te legitimeren.
    • De student kan binnen het team adequaat omgaan met informatie.

    INLEIDING IN DE SOCIOLOGIE.

    • De student kan actuele informatie verwerken en sociologisch duiden. De student ziet dat de sociale werkelijkheid zoals ze naar voor komt in de media niet altijd overeenkomt met de sociologische realiteit. De student kan deze actuele informatie toepassen vanuit thema's uit de cursus en daarover kritisch reflecteren.
    • De student kan omschrijven wat sociologie is.
    • De student kent de basisbegrippen en denkkaders van de sociologie en kan ze illustreren met eigen voorbeelden (vanuit zijn/haar leefwereld en/of in verband brengen met de welzijns/opvoedingspraktijk).
    • De student kan aantonen dat het handelen van mensen (hij/zijzelf en anderen) sterk sociaal bepaald is.
    • De student kan de eigen sociale positie en sociale invloeden op eigen en andermans handelen op een kritische manier doorlichten.
    • De student kan zijn informatie kaderen binnen een ruimere context

    INLEIDING IN HET RECHT

    • De student heeft een basiskennis van de grondslagen en structuren van het in België geldend recht.
    • De student heeft kennis en inzicht in de historische achtergronden, in de basisbeginselen en in de filosofische grondslagen van het recht.
    • De student bezit een juridische basiskennis inzake materies die verband houden met de opleiding orthopedagogie.
    • De student is de juridische taal machtig en kan juridische begrippen juist definiëren.
    • De student begrijpt de onderlinge verhouding en de belangrijkheid van de rechtsbronnen.
    • De student kan werken met juridisch teksten en bronnen, en kan juridische informatie opsporen.
    • De student kan methodisch en zelfstandig werken.
    • De student heeft de vaardigheid om juridisch-theoretische kennis toe te passen op praktische gevallen.
    • De student wordt aangetoond op welke manier hij/zij in zijn of haar later beroep een juridisch advies kan geven.
    • Kritische attitude van de student ten aanzien van de basisconcepten en -theorieën van het recht, tevens bereidheid tot reflectie over de maatschappelijke en economische implicaties van de rechtsnormen.

     


    VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
    Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
    geen

    Andere begincompetenties

    Eindtermen hoger secundair onderwijs.


    LEERINHOUDEN

    INLEIDING IN DE SOCIOLOGIE

    • Inleiding (wat is sociologie; sociologie tegenover anderen gedragswetenschappen; verscheiden sociologische onderzoeksthema's; ontstaan van de sociologie)
    • Cultuur en culturele verscheidenheid (waarden, normen, verwachtingen; voertuigen van cultuur; dominante cultuur, subcultuur, tegencultuur, jeugdcultuur als voorbeeld/uitbreiding)
    • De wereld is een schouwtoneel (sociale positie; sociale rol; sociale status; rolattributen en statussymbolen)
    • Socialisatie en sociale controle (definitie en functies socialisatie; primaire, secundaire en tertiaire socialisatie; klassen- en geslachtsspecifieke socialisatie); sociale controle; macht en gezag) Sociale stratificatie, sociale ongelijkheid, maatschappelijke kwetsbaarheid (jeugdcriminaliteit en kansarmoede) en sociale mobiliteit
    • Deviant gedrag (definitie; relativiteit; deviantie en criminaliteit; sociologische verklaringen voor deviant gedrag; sociale gevolgen van deviantie)
    • Sociale verandering (definitie; secularisatie; individualisering; globalisering; de theorie van de sociale hervormingsbeweging)
    • Paradigma's in de sociologie
       

     INLEIDING IN HET RECHT

    • Inleiding: bevoegdheden rechtbanken, verloop burgerlijke procedure, betrokkenen bij het geding en enkele rechtsmiddelen.
    • De bronnen van het recht: de wet, de gewoonte, de rechtspraak, de rechtsleer, de billijkheid 
    • Personenrecht: bestaan van de persoon, persoonlijkheidsrechten, nationaliteit, dwangopneming van geesteszieken, rechtsonbekwamen, minderjarigen, onbekwame en beschermde meederjarigen.
    • Familierecht. Verticaal familierecht: oorspronkelijke en adoptieve afstamming, afgesplitste afstamming, verwantschap-aanverwantschap, onderhoudsrecht, gezag en contact. Horizontaal familierecht: huwelijk, wettelijke en feitelijke samenwoning en echtscheiding.
    • De student weet een feitelijk probleem te kwalificeren als een juridische vraagstelling.   Hij/zij kan juridische teksten (wetgeving, rechtspraak en rechtsleer) begrijpelijk lezen.

     


    STUDIEMATERIAAL

    Deel Sociologie:

    • Cursus 'Samenleving en recht. Deel: Sociologie' (Deze syllabus vormt het uitgangspunt en wordt uiteengezet tijdens de hoorcolleges).
    • Tijdens de lessen worden verder ook voorbeelden, opdrachten, toepassingen en uitdiepingen gegeven en vormen ook te kennen leerstof.

    Deel Recht:

    • Slides bij de hoorcolleges. 
    • Afzonderlijke opdrachten bij de werkcolleges.

     


    WERKVORMEN
    Soort werkvorm    
    hoor- en werkcolleges:

     39

    %
    practicum en oefeningen:

      0

    %

    vormen van groepsleren:

      0

    %
    Verdere toelichting:

    In de hoorcolleges komen de theoretische kaders aan bod.

    De werkcolleges zorgen voor een verdieping of een concretisering van de aangeboden theoretische kaders. Bij de werkcolleges verwacht de docent een actieve ingesteldheid en een voorbereiding van eventuele opdrachten.


    EVALUATIE

    Eerste examenperiode
    CategorieWeging van categorieën
    Schriftelijke evaluatie100%

    • Een schriftelijk examen bestaande uit twee onderdelen:
      • Recht: 50%
      • Sociologie: 50%

    waarbij  de theorie, de artikels en toepassingen als een geïntegreerd geheel getoetst worden.

     


    tijd voor examinering
    uren

    2 

    Tweede examenperiode
    CategorieWeging van categorieën
    Schriftelijke evaluatie100%

    • Een schriftelijk examen bestaande uit twee onderdelen:
      • Recht: 50%
      • Sociologie: 50%

    waarbij  de theorie, de artikels en toepassingen als een geïntegreerd geheel getoetst worden.

     
    Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Leergroep 1
      
    O.O. heeft componenten:Neen
    Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
    Code:5100100004
    Academiejaar:2011-2012
    Type:kernondersteunend,
    Niveau:inleidend
    Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Volledig academiejaar
    Contacturen:56
    Aantal studiepunten:4
    Totaal studietijd:104
    Examencontract:niet mogelijk
    Deliberatie:mogelijk
    Vrijstelling:mogelijk
    Onderwijstaal:Nederlands,
    Lector(en)Carl Adams
    Tom Vandersteene
    Sarah Verreyken
    Bart Hofman
    Gwendy Moentjens
    Greet Demesmaeker
    Sarah Van Leuvenhaege
    Maite Mallentjer

     

    KORTE OMSCHRIJVING

    De leergroep is een didactische werkvorm waar de student in groep (ca. 12 tot 20 studenten) begeleid wordt:

    - om te werken aan de beroepspersoonlijkheid en de attitudes

    - om te werken rond de verkenning van het eigen referentiekader en dat van de anderen

    - in het individueel leertraject

    De leergroep is een apart opleidingsonderdeel dat kadert binnen de reflectieve leerlijn die doorheen de hele opleiding loopt.  De leergroep wordt begeleid door een lector met eigen competenties op het vlak van  (leer)proces- en groepsbegeleiding. 


    COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
     Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

    Algemene competenties

    • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
    • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
    • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
    • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
    • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
    Algemene beroepsgerichte competenties
    • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
    • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
    • OM512 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep. Neemt een standpunt in inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
    Beroepsspecifieke competenties

      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
      • De student heeft zicht op de eigen leerstijl en het eigen leerproces. De student is in staat de eigen studiemethode en studieplanning te optimaliseren en neemt hierin een actieve rol.
      • De student heeft kennis van belangrijke begrippen die gehanteerd worden binnen het werken rond attitudes, de student herkent en benoemt de eigen attitudes en de leerpunten hierin. De student gaat op zoek naar wegen om de vastgestelde leerpunten weg te werken en kan zijn evolutie weergeven. De student kan bij medestudenten de attitudes herkennen en benoemen.
      • De student kan de thema's rond communicatie toepassen in een leergroepproces. Hij kan ze benoemen en er concreet mee werken.
      • De student is in staat feedback te ontvangen en kan navraag doen om de ontvangen feedback te optimaliseren. De student is in staat om op een opbouwende manier feedback te formuleren. De student vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden.
      • De student kent de begrippen i.v.m. leren reflecteren. De student kent de reflectiecyclus en kan deze toepassen op een situatie uit de leergroep en/of het dagelijks leven. De student kan de descriptieve, emotionele, evaluatieve en theoretische dimensie toepassen op een ervaring.
      • De student kan de ervaringen van de orthoritten/ inleefweek integreren in zijn leerproces als toekomstig opvoeder-begeleider, hij rapporteert hierover in zijn portfolio en in de leergroep.
      • De student is in staat door middel van de portfolio en in de leergroep uiting te geven aan zijn leerproces als toekomstig opvoeder-begeleider. Hij geeft zijn interne dialoog weer in zijn portfolio. 
      • De student getuigt van een groepsgerichte ingesteldheid. Hij heeft respect voor de eigenheid en inbreng van een medestudent. Hij werkt op coöperatieve manier samen, motiveert, stimuleert, enthousiasmeert, neemt verantwoordelijkheid op in de leergroep.
      • De student toont betrokkenheid en initiatief tijdens de leergroepbijeenkomsten.

      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
      Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
      geen

      Andere begincompetenties
      Eindtermen hoger secundair onderwijs
      LEERINHOUDEN
      • leren leren
      • leren reflecteren
      • attitudes
      • groepswerk, groepsvorming 
      • communicatie
      • praktijkervaringen zoals inleefweek en orthoritten
      • actuele thema's
      • de leergroep staat steeds in verbinding met de inhouden van de opleidingsonderdelen van de 4 modules

      STUDIEMATERIAAL
      • Syllabus voor de leergroep met onder meer de attitudesteekkaart, reflectiecyclus, leidraden voor reflectieverslagen en het eindsyntheseverslag.
      • Portfolio als leermiddel.

      WERKVORMEN
      Soort werkvorm    
      hoor- en werkcolleges:

       0

      %
      practicum en oefeningen:

        54

      %

      vormen van groepsleren:

        0

      %
      Verdere toelichting:
      • 2 contacturen per week
      • Groepsleren
      • Reflectieopdrachten
      • Individuele opdrachten aansluitend bij het leerproces van de student in de leergroep
      • Activiteiten gericht op ervaringsleren
      • Portfolio
      • Buiten de contacturen wordt ook zelfstandig werk gevraagd; de student neemt deel aan 3 activiteiten in het kader van groepsorthoritten (module 1, 2 en 3) en 3 activiteiten in het kader van individuele orthoritten ( vrij te plannen tijdens de 4 modules) en illustreert deze in zijn portfolio.

      EVALUATIE

      Eerste examenperiode
      CategorieWeging van categorieën
      permanente evaluatie50%
      taak50%

      • De student levert op het einde van de vierde module een portfolio af met specifieke opdrachten. Om de student kwaliteitsvol te begeleiden in de weergave van zijn proces in de portfolio, worden er minstens 2 formatieve feedbackmomenten georganiseerd:

        1. vast moment voor iedereen: na module 1 wordt de portfolio afgegeven in overleg met de leergroepbegeleider.
        2. flexibel moment  (ten vroegste vanaf module 2): op vraag van de student wordt de portfolio ingediend
        3. andere flexibele momenten kunnen in overleg worden georganiseerd

                Momenten 1 en 2 zijn dus verplicht. Indien dit niet gebeurt, kan dit tot puntenverlies leiden.

                Na momenten 1 en 2 krijgt de student schriftelijk feedback m.b.t. portfolio, permanente evaluatie

                en algemeen functioneren. Indien gewenst kan de student nog een mondelinge toelichting bij deze

                schriftelijke feedback vragen 

      • Op het einde van module 3 heeft er een groepsevaluatie plaats.
      • Voor schriftelijke rapportage kan er, vanaf module 2, tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm.

       


      tijd voor examinering
      uren

      2 

      Tweede examenperiode
      CategorieWeging van categorieën
      mondelinge evaluatie30%
      permanente evaluatie20%
      taak50%

       

      • De 50% van permanente evaluatie in eerste examenperiode wordt volledig overgedragen naar de tweede examenperiode, maar wordt herleid naar 20% .
      • Er wordt een mondeling examen georganiseerd voor 30% van het puntentotaal
      • Taak van 50% bestaat uit overdracht punten op portfolio in eerste examenperiode (40%) en een nieuwe opdracht mbt portfolio (60%).
      • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.

       

       
      Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Ervaren, exploreren, communiceren (d2)/2
        
      O.O. heeft componenten:Neen
      Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
      Code:5100100005
      Academiejaar:2011-2012
      Type:kernondersteunend,
      Niveau:inleidend
      Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 2
      Contacturen:28
      Aantal studiepunten:3
      Totaal studietijd:78
      Examencontract:mogelijk
      Deliberatie:mogelijk
      Vrijstelling:mogelijk
      Onderwijstaal:Nederlands,
      Lector(en)Veerle De Wit
      Veerle Portael
      Myriam Vanschel
      Lieve Walravens
      Pieter Van Noten
      Kristel Eraets
      Gwen Van Dingenen
      Gwendy Moentjens
      Carl Adams

       

      KORTE OMSCHRIJVING

      De groep is een wereld op zich waarbinnen vanalles leeft, waarbinnen eigen invloeden, normen en patronen evolueren. Hoe kan je daar inzicht in krijgen? Door specifieke groepsoefeningen ervaar je en exploreer je verschillende vormen van communicatie, relatiewijzen en rollen. Zo kan je jezelf veelzijdig ontplooien: in taakgerichte vergaderingen of creatieve expressie, in sportieve activiteiten of teambuilding: als deelnemer of als (bege-)leider. Ook op meer specifieke persoonsgerichte of technische vlakken kan je je in de expressievakken ontplooien. Elk domein binnen expressie nodigt je op heel eigen wijze uit, daagt je uit om het proces aan te gaan.


      COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
       Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

      Algemene competenties

      • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
      • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
      • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
      • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
      • OM505 Stelt een werkplanning op. Leidt een vergadering. Stimuleert het doelgericht werken bij anderen. Begeleidt een team, rekening houdend met de context van een organisatie. Voert beheerstaken uit op financieel en administratief vlak. Levert een bijdrage aan de uitvoering van kwaliteitszorg binnen een organisatie.
      • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
      • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
      Algemene beroepsgerichte competenties
      • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
      • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
      Beroepsspecifieke competenties
      • OM514 Organiseert wonen, leren, werken en vrije tijd op methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze. Begeleidt wonen, werken, leren en vrije tijd op een methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze.
      • OM515 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten optimale ontwikkelings- en vormingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, eomtionele, sociale en motorische ontwikkeling.
      • OM516 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en technieken. Beëindigt een hulpverleningsrelatie, indien nodig of verwijst door.

      SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
      • De student kan culturele, sportieve, sociale, creatieve en / of ontspanningsactiviteiten aangaan als middel tot procesgericht leren. Hij / zij kan eveneens toepassingen bedenken of aanbieden binnen de eigen leersituaties en de eigen leeromgeving.
      • De student is in staat verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen veiligheid, voor de veiligheid van medestudenten en voor het respecteren van materiaal en omgeving.
      • De student is in staat om door middel van lichaamstaal op respectvolle manier contact te nemen, grenzen aan te geven, zichzelf en zijn emoties tot expressie te brengen, flexibele interacties aan te gaan, om te gaan met verschillen en tegenstellingen en het geleerde te integreren in het dagelijks leven.
      • De student is bekwaam om :        
        • Het gebeuren met medestudenten en lectoren (of de leersituatie), als middel te gebruiken om zijn krachten optimaal te benutten en zijn leerproces aan te gaan (handelen).
        • Het effect van zijn handelen op andere personen binnen de leersituatie waar te nemen en te communiceren.  
        • Het effect van zijn identiteit en zijn context op zijn handelen waar te nemen en te communiceren.  
        • Feedback met betrekking tot zijn handelen te horen, te (h)erkennen en kritisch constructief te hanteren (evalueren).
      • De student kan op een adequate manier feedback geven en krijgen, in een 1-1-relatie en in groep:   
        • De student heeft zicht op de oorzaken van falende feedback.  
        • De student kent de verschillende aspecten die meespelen in opbouwende en afbrekende feedback.   
        • De student is van hieruit in staat om op een opbouwende manier feedback te formuleren.  
        • De student is in staat om feedback te ontvangen en kan navraag doen om de ontvangen.
        • De student is in staat om in functie van de situatie en de persoon feedback te optimaliseren.
      • De student kan weergeven wat de taken zijn van de voorzitter, de notulist en van de andere deelnemers tijdens een vergadering.
      • De student kan deze taken tijdens een vergadering in zijn handelen integreren en tevens waarnemen in welke mate alle taken door de vergadering worden opgenomen.
      • De student kan een vergadering praktisch organiseren en gebruik maken van methodieken om een vergadering te optimaliseren.
      • De student kan kritisch reflecteren over zijn eigen handelen en het handelen van anderen in het kader van de vergadering.
      • De student heeft inzicht in groepsprocessen en -patronen en kan deze inzichten hanteren in een bestaande groep.
      • De student heeft inzicht in de ontwikkeling van groepscohesie en het ontstaan van groepspatronen en kan  deze inzichten hanteren in een bestaande groep.
      • De student heeft inzicht in rollenpatronen, machts- en invloedsstucturen en kan deze inzichten hanteren in een bestaande groep.
      • De student is bekwaam om groepsprocessen en -patronen in een groep te herkennen, te observeren en hierover te rapporteren:  
        • De student heeft zicht op groepsdoelen en individuele motivaties in een groep. 
        • De student heeft zicht op de groepscohesie, groepsnormen, rolstructuren, machtsstructuren en communicatiestructuren.
      • De student kan digitaal tekst aanmaken via een tekstverwerkingsprogramma.
      • De student kan zelfstandig informatie opzoeken via internet, bibliotheek en cursusmateriaal en deze informatie verwerken, met correcte bronverwijzingen.

      VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
      Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
      Om in te kunnen schrijven voor dit opleidingsonderdeel moet je je ook inschrijven voor Ervaren, exploreren, communiceren (d1)/1.

      Andere begincompetenties
      geen
      LEERINHOUDEN

      1. binnen MANUELE EXPRESSIE, LICHAAMSEXPRESSIE, SPORT EN SPEL wordt ortho(ped)agogisch gewerkt rond volgende thema's :

      • specifieke basiskennis voor elk domein van 'expressie': technisch en methodisch
      • het maken van contact, veiligheid en vertrouwen 
      • de leefwereld van zichzelf en anderen verkennen en erkennen 
      • werken rond ruimte en grenzen
      • werken rond expressie van emoties
      • werken rond fantasie en improvisatie
      • creativiteit in actie en interactie
      • creatief samenwerken in groep
      • creatieve en sportieve activiteiten ontwikkelen voor specifieke leeftijd en doelgroep

      2.  binnen COMMUNICATIE  wordt specifiek gewerkt rond volgende thema's:

      • GROEPSPROCESSEN EN -PATRONEN, SOCIAAL-PSYCHOLOGISCH BENADERD
        • aandrijvende krachten binnen groep
        • richtinggevende invloeden binnen groep
        • basistendenties binnen groep
        • groepscohesie: de positieve en negatieve cirkelgang inzake groepscohesie
        • groepsnormen binnen groep
        • rollenpatronen binnen groep
        • communicatiestructuur binnen groepen
        • machts-of invloedstructuur binnen groep
      • DE VERGADERING

      STUDIEMATERIAAL
      • Plantijn-syllabus "Ervaren, Exploreren en Communiceren" . Antwerpen: Universitas. (2011-2012)           Carl Adams, Karen Desloovere, Veerle De Wit, Kristel Eraets, Gwendy Moentjens, Veerle Portael, Myriam Vanschel, Lieve Walravens ... 
        • deel A : Communicatie
        • deel B : Verbindingstekst Ervaren Exploreren en Communiceren
        • deel C : Manuele expressie en video
        • deel D : Lichaamsexpressie
        • deel E : Sport en Spel

      WERKVORMEN
      Soort werkvorm    
      hoor- en werkcolleges:

       0

      %
      practicum en oefeningen:

        28

      %

      vormen van groepsleren:

        0

      %
      Verdere toelichting:
      • Practicum en oefeningen : individueel en in groep

      EVALUATIE

      Eerste examenperiode
      CategorieWeging van categorieën
      permanente evaluatie20%
      presentatie25%
      taak55%

      • Permanente evaluatie ten aanzien van het deel C, D, E: (re)creatieve en expressieve activiteiten:
      • Presentatie ten aanzien van deel A communicatie: groepspunten (op basis van een groepspresentatie). Dit groepspunt kan individueel gecorrigeerd worden door de lector bij ongewettigde afwezigheid en/of een gebrek aan participatie tijdens de les en/of bij de taakuitvoering.
      • Taak mbt deel A communicatie (individuele toepassingstaak): 64 %
      • Taak mbt deel C, D en E (re)creatieve en expressieve activiteiten: 36 %

      Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.


      tijd voor examinering
      uren

      0 

      Tweede examenperiode
      CategorieWeging van categorieën
      permanente evaluatie20%
      presentatie25%
      taak55%

      • Permanente evaluatie mbt voor deel C, D en E (re)creatieve en expressieve activiteiten:
        • de punten die behaald zijn in de eerste examenperiode voor de permanente evaluatie blijven behouden voor 50% van de punten. Voor de andere 50% wordt een vervangopdracht voorzien.
      • Presentatie: deze punten mbt het communicatieluik worden volledig overgedragen vanuit de eerste examenperiode.
      • Taak mbt communicatie is een herwerking van de individuele toepassingstaak op basis van de feedback die je kan krijgen van de oefengroepbegeleider op het feedbackmoment of het inzagerecht. 64 %
      • Taak mbt (re)creatieve en expressieve activiteiten is een nieuwe toepassingstaak voor de identieke expressievorm als in de eerste examenzitperiode. 36 %

       

      • Voor alle delen kan bij de schriftelijke rapportage tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.
      • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.  
       
      Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Specifiek opvoeden & begeleiden (d1)/2
        
      O.O. heeft componenten:Neen
      Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
      Code:5100100006
      Academiejaar:2011-2012
      Type:kern,
      Niveau:inleidend
      Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 2
      Contacturen:14
      Aantal studiepunten:3
      Totaal studietijd:78
      Examencontract:mogelijk
      Deliberatie:mogelijk
      Vrijstelling:mogelijk
      Onderwijstaal:Nederlands,
      Lector(en)Carl Adams
      Beno Schraepen
      Gwen Van Dingenen
      Sarah Verreyken

       

      KORTE OMSCHRIJVING

      Hoe komt het dat personen met beperkingen nog steeds niet op een volwaardige manier kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven? Dat velen onder hen nog een geïsoleerd leven leiden? Binnen dit opleidingsonderdeel gaan we op zoek naar welke visies onze beeldvorming en dus ook de hulpverlening domineren. Hoe zijn die visies ontstaan en waar vinden we ze terug in het dagelijkse leven? Welke aspecten uit die diverse visies zijn waardevol en welke visie is momenteel actueel en zal in de toekomst mee de organisatie van de hulpverlening en de beeldvorming van de hulpverlener beïnvloeden?


      COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
       Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

      Algemene competenties

      • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
      • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
      Algemene beroepsgerichte competenties
      • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
      • OM512 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep. Neemt een standpunt in inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
      Beroepsspecifieke competenties

        SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
        • Inzien dat je visie op mensen en zorg bepaald wordt door maatschappelijke en culturele evoluties
        • De historische en culturele evolutie kunnen kunnen weergeven van de zorg voor personen met een beperking, armen, jongeren en delinquenten.
        • Dit kunnen uitleggen en aantonen met voorbeelden uit de orthopedagogische zorg vandaag.
        • Verschillende begrippen, personen en thema's binnen deze historische en culturele evolutie kunnen situeren en verklaren.
        • De impact hiervan kunnen aantonen op de orthopedagogische zorg vandaag.
        • De verschillende mensvisies of basishoudingen i.v.m. personen met een beperking kunnen geven, uitleggen en illustreren met eigen voorbeelden.
        • Het verband tussen deze mensvisies en hun historische en culturele bepaaldheid kunnen aantonen.
        • Kunnen omschrijven, inzien en illustreren welke mensvisies jezelf als opvoeder/begeleider dient na te streven en dit kunnen vertalen naar eigen handelen.
        • Dit alles kunnen linken aan de verschillende doelgroepen binnen de zorg.
        • De weg van segregatie naar inclusie kunnen uitleggen en illustreren.
        • Inclusie kunnen bekijken vanuit verschillende levensdomeinen: maatschappelijk, onderwijs, tewerkstelling, vrijetijdsbesteding en woonomgeving, met aandacht voor de verschillende niveaus (beleid, organisatie, samenleving )
        • Hier voorbeelden van kunnen geven.  

        VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
        Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
        geen

        Andere begincompetenties

        LEERINHOUDEN
        • Hoorcolleges: beeldvorming t.a.v. iedereen die wordt uitgesloten is het uitgangspunt:
          • Welke beeldvorming vinden we terug in onze maatschappij, bij onzelf? Hoe komt dat?
          • Vanuit welke beeldvorming vertrekt een gespecialiseerd opvoeder-begeleider?
        • Volgende onderwerpen en thema's komen aan bod:
          • Zorg en beeldvorming van de prehistorie, over de oudheid en de middeleeuwen tot nieuwe en nieuwste tijd en het eugenitisch alarm tot heden.
          • Welke maatschappelijke factoren spelen een rol in welke periode en bepalen zo de beeldvorming en dus ook de zorg voor armen en bedelaars, delinquenten, personen met een diverse handicaps?
          • Wat is de invloed van economie, cultuur, religie en wetenschap op de beeldvorming en hoe evolueert dit? 
          • Wat zijn cruciale momenten en wie zijn de baanbrekers in de ontwikkeling van de zorg en wat is hun bijdrage?
        • Werkcolleges: inclusie als visie, sociale uitsluiting, inclusief onderwijs, inclusieve tewerkstelling, inclusieve woonomgeving  en inclusieve vrije tijd.

        STUDIEMATERIAAL
        • 'Over narren, kreupelen, doven en blinden', Ben Wuyts, 2008, Davidsfonds Leuven (copie van boek)
        • aangevuld met een syllabus samengesteld uit artikels en slides,
        • Studietips, richt- en toetsvragen, een discussieforum en aanvullende informatie zijn te vinden op Blackboard
        • voorbereidende opdracht wordt besproken in de werkcolleges: info linken aan leerinhouden, taak wordt uitgevoerd in groep of individueel, dient als voorbereiding op het examen

        WERKVORMEN
        Soort werkvorm    
        hoor- en werkcolleges:

         14

        %
        practicum en oefeningen:

          0

        %

        vormen van groepsleren:

          0

        %
        Verdere toelichting:
        • 1 hoorcollege per week
        • 1 werkcollege per week
        • voor beide :
          • ondersteuning van studenten via blackboard platform: online discussieforum, toetsvragen  en studietips
          • aanmoedigen van coöperatief leren door te werken met toetsvragen en begeleide zelfstudie 

         


        EVALUATIE

        Eerste examenperiode
        CategorieWeging van categorieën
        Schriftelijke evaluatie100%

        Schriftelijk examen obv open vragen of een essay:

        • of er is een toetsing via kennis en inzichtsvragen opgesteld volgens het principe kennis, inzicht, toepassen en de evaluatie van de opdracht gebeurt via deze examenvragen
        • of er wordt een inzichtelijke tekst gevraagd rond een thema of stelling, deze wordt dan verder uitgewerkt door diverse inzichten met elkaar te verbinden
        • puntenindeling wordt vooraf vastgelegd of toegelicht

        tijd voor examinering
        uren

        2 

        Tweede examenperiode
        CategorieWeging van categorieën
        Schriftelijke evaluatie100%

        Schriftelijk examen obv open vragen of een essay:

        • of er is een toetsing via kennis en inzichtsvragen opgesteld volgens het principe kennis, inzicht, toepassen en de evaluatie van de opdracht gebeurt via deze examenvragen
        • of er wordt een inzichtelijke tekst gevraagd rond een thema of stelling, deze wordt dan verder uitgewerkt door diverse inzichten met elkaar te verbinden
        • puntenindeling wordt vooraf vastgelegd of toegelicht
         
        Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Specifiek opvoeden & begeleiden (d2)/3
          
        O.O. heeft componenten:Neen
        Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
        Code:5100100007
        Academiejaar:2011-2012
        Type:kern,
        Niveau:inleidend
        Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 3
        Contacturen:14
        Aantal studiepunten:3
        Totaal studietijd:78
        Examencontract:mogelijk
        Deliberatie:mogelijk
        Vrijstelling:mogelijk
        Onderwijstaal:Nederlands,
        Lector(en)Carl Adams
        Sarah Verreyken
        Gwen Van Dingenen

         

        KORTE OMSCHRIJVING
        Wat is het belang van de orthopedagogische wetenschap voor de praktijk? Verschillende theoretische orthopedagogische concepten worden toegelicht, verkend binnen hun wetenschappelijk kader en getoetst op hun waarde voor de praktijk. Het nieuwe burgerschapsparadigma wordt van nabij bekeken en uitgewerkt, begrippen als Quality of life en Empowerment worden theoretisch verkend en vertaald naar het praktisch handelen.

        COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
         Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

        Algemene competenties

        • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
        • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
        Algemene beroepsgerichte competenties
        • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
        Beroepsspecifieke competenties

          SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
          • Het verschil tussen wetenschappelijke en praktische kennis kunnen geven, inzien en hanteren
          • Verschillende stromingen, begrippen, concepten en thema's binnen het wetenschappelijke denken kunnen situeren en verklaren.
          • De impact hiervan kunnen aantonen op de orthopedagogische zorg.
          • De wetenschappelijke modellen die vandaag de zorg mee bepalen kunnen omschrijven
          • De verschillende paradigma's kort kunnen uitleggen zo ook hun impact op de organisatie van de zorg, mens en maatschappijbeeld.
          • Het ontstaan van en de overgang tussen de verschillende paradigma's kunnen schetsen en toepassen.
          • QOL, Empowerment, Burgerschap als richtinggevende concepten voor begeleiding en ondersteuning kunnen uitleggen en begrijpen.
          • Deze concepten in al hun facetten kunnen bespreken: terminologie, betekenis, ethische dilemma's, evolutie.
          • informatie uit verschillende bronnen kunnen opzoeken, verwerken en weergeven
          • aanscherpen van studievaardigheden en groepsleren

          VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
          Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
          Om in te kunnen schrijven voor dit opleidingsonderdeel moet je je ook inschrijven voor Specifiek opvoeden & begeleiden (d1)/2.

          Andere begincompetenties

          LEERINHOUDEN

          Centraal staat de schets rond speficiek opvoeden vanuit een wetenschappelijk denken en geplaatst binnen een internationale context en ethische dimensies.

          • 3 niveau's van theorievorming binnen de orthopedagogiek
          • Plaats en onderwerp van de orthopedagogiek
          • Auteurs en stromingen binnen het orthopedagogisch denken
            • Dialogische grondvormen en POS
            • Orthopedagogische vraagstelling en handelingsplanning
            • Remedial teaching en leerstoornissen
            • Kwaliteit van bestaan
            • Ondersteuning
            • Encounter
          • Paradigma's binnen de orthopedagogiek: defectparadigma, ontwikkelingsparadigma, burgerschapsparadigma.
          • Empowerment wordt ondersteboven en binnenstebuiten gekeerd via werkcolleges en taak

          STUDIEMATERIAAL
          • een syllabus samengesteld uit artikels en teksten
          • Taak: op zoek naar Empowerment gelinkt aan verschillende doelgroepen
            • taak wordt voorgesteld tijdens de les
            • informatie koppelen aan leerinhouden
            • feedback op de taak gebeurt tijdens de les
            • dient als voorbereiding op het examen
            • assesment taak gebeurt tijdens examen

          WERKVORMEN
          Soort werkvorm    
          hoor- en werkcolleges:

           14

          %
          practicum en oefeningen:

            0

          %

          vormen van groepsleren:

            0

          %
          Verdere toelichting:
          • 1 hoorcollege per week
          • 1 werkcollege per week
          • 1 zoekopdracht (zie informatie Blackboard)
          • ondersteuning van studenten via Blackboard: het discussieforum en toetsvragen
          • coöperatief leren wordt aangemoedigd door organisatie en begeleiden van studiegroepjes en zelfstudie.

          EVALUATIE

          Eerste examenperiode
          CategorieWeging van categorieën
          Schriftelijke evaluatie100%

          Schriftelijk examen met open vragen of een essay:

          • of er is een toetsing via kennis- en inzichtsvragen opgesteld volgens het principe kennis, inzicht, toepassen en integratie
          • of er wordt een inzichtelijke tekst gevraagd rond een thema of stelling, deze wordt dan uitgewerkt door diverse inzichten met elkaar te verbinden.
          • puntenindeling wordt vooraf vastgelegd

          tijd voor examinering
          uren

          2 

          Tweede examenperiode
          CategorieWeging van categorieën
          Schriftelijke evaluatie100%

          Schriftelijk examen met open vragen:

          • of er is een toetsing via kennis- en inzichtsvragen opgesteld volgens het principe kennis, inzicht, toepassen en integratie
          • of er wordt een inzichtelijke tekst gevraagd rond een thema of stelling, deze wordt dan uitgewerkt door diverse inzichten met elkaar te verbinden.
          • puntenindeling wordt vooraf vastgelegd
           
          Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Opvoeden, begeleiden en welzijn/1
            
          O.O. heeft componenten:Neen
          Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
          Code:5100100020
          Academiejaar:2011-2012
          Type:kern,
          Niveau:inleidend
          Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 1
          Contacturen:28
          Aantal studiepunten:4
          Totaal studietijd:104
          Examencontract:mogelijk
          Deliberatie:mogelijk
          Vrijstelling:mogelijk
          Onderwijstaal:Nederlands,
          Lector(en)Mieke Verbeek
          Valerie Diels
          Tom Vandersteene
          Joke Adriaensens
          Wim Van Tongel
          Sarah Verreyken

           

          KORTE OMSCHRIJVING

          In het opleidingsonderdeel ‘Opvoeden, begeleiden en welzijn’ gaan we actief aan de slag met de begrippen ‘opvoeden en begeleiden’. Wat is dat, hoe wordt er erover gedacht, vroeger en nu, wat zijn de elementen in dit proces … We doen dit interactief, aan de hand van voorbeelden, oefeningen, beeldmateriaal, …

          We verkennen ook het begrip ‘welzijn’ en hoe dit zijn vorm krijgt in Vlaanderen. Je leert de diensten kennen waarop iedereen met een welzijnsvraag beroep kan doen. Voorbeelden, casussen, … maken dit voor ons overzichtelijk.


          COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
           Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

          Algemene competenties

          • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
          • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
          • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
          • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
          • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
          • OM508 Volgt beroepsspecifieke, internationale ontwikkelingen op. Raadpleegt actuele, internationale bronnen.
          Algemene beroepsgerichte competenties
          • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
          Beroepsspecifieke competenties

            SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
            • Het geven van inzicht in een globaal kader waarbinnen de leerinhouden van de verschillende opleidingsonderdelen van het eerste jaar te situeren en te begrijpen zijn. Hierbij wordt bovendien specifiek aandacht gegeven aan de samenhang tussen ‘opvoeden en begeleiden’ enerzijds en  ‘welzijn’ anderzijds.
            • Het kennis verwerven van en inzicht hebben in de belangrijkste terminologie binnen pedagogie en agologie, een aantal  theoretische kaders met betrekking tot het opvoeden en begeleiden, met als voornaamste het gezinspedagogisch kader van W. Hellinckx en het ondersteuningsmodel en het  kind- mens- en wereldbeeld dat de actuele kaders onderbouwt (met specifiek aandacht voor de betekenis van het internationaal verdrag van de rechten van het kind enerzijds en het burgerschapsparadigma anderzijds).
            • Het kennis verwerven over en inzicht hebben in de verschillende voorzieningen binnen de welzijnssector op de verschillende niveaus, met de focus op de nulde en eerste lijn (aandacht voor doelpubliek, aanbod op maat en interne werking). Het ‘beleidsaspect’ wordt beperkt, afhankelijk van de mate waarin dit verworven wordt in andere opleidingsonderdelen. 
            • Het kunnen herkennen, benoemen en beschrijven van (gewone) opvoedingssituaties, met aandacht voor klimaat, relatie en pedagogische middelen enerzijds en de samenhang van deze deelaspecten met elkaar, met het functioneren van het kind of de jongere en met de onderliggende visie anderzijds.

            VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
            Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
            geen

            Andere begincompetenties
            • Eindtermen hoger secundair onderwijs
            • Gebruik van persoonlijk opgedane algemene kennis en ervaring

            LEERINHOUDEN
            • Dit opleidingsonderdeel geeft een algemene inleiding in het thema 'opvoeden, begeleiden en welzijn'.
            • Uitgangspunt is de vraag wat welzijn heeft te maken met (specifiek) opvoeden en specifiek begeleiden.
              • Hiervoor bespreken we eerst de vraag  'wat is welzijn en welvaart?' en  bouwen zo een basisvisie uit . Daarna bespreken we de wijze waarop onze samenleving haar welzijnsbeleid organiseert. 
              • We willen een antwoord kunnen geven op de vraag welke welzijnsbehoeften een ondersteunend antwoord kunnen vinden binnen het brede aanbod binnen de welzijnssector in de eerste plaats en in de sectoren die nauw samenhangen met de welzijnssector. Hiervoor  bespreken we aan de hand van concrete situaties het ruime aanbod van voorzieningen binnen de welzijnssector, met aandacht voor het gevoerde welzijnsbeleid, de knelpunten en nieuwe ontwikkelingen, de organisatie van de zorg en de verschillende welzijnsactoren (binnen  de gezinszorg,  het algemeen welzijn en de samenlevingsopbouw). We benoemen de essentie van de gehandicaptenzorg en de bijzondere jeugdbijstand (deze komen in latere modules meer uitgebreid aan bod). We benoemen de raakpunten met andere sectoren (sociaal-cultureel werk, onderwijs, gezondheidszorg).
            • In een tweede deel willen we (binnen dit welzijnskader) komen tot een theoretische visie op opvoeden, waarbij we aandacht hebben voor de actualiteit van dit thema, gesitueerd met een aantal theoretische kaders en gedragen door een specifiek mens-en wereldbeeld. Dit theoretisch kader wil een basis zijn voor het nadenken over het methodisch handelen in opvoedingssituaties.
              • Uitgangspunt is de vraag 'wat is opvoeden?'. Uitgangspunt is de vaststelling dat het een thema is waar iedereen mee te maken heeft, via eigen ervaringen, via de media, via maatschappelijke discussies.
              • We komen tot een definitie over opvoeden en bespreken de historische en culturele bepaaldheid van het opvoedingsverschijnsel.
              • We stellen het analysekader van Hellinckx,W. en Ghesquière, P.  voor als kader voor de analyse van opvoedingssituaties en situering in de gezinscontext en leren hiermee werken. We bespreken beknopt een aantal andere theoretische modellen en de door hen aangebrachte concepten die nodig zijn om een beter inzicht te verwerven in de actuele praktijk van het opvoeden.
              • We plaatsen dit binnen de actuele ontwikkelingen in kind- mens- en wereldbeeld, met in het bijzonder aandacht voor het internationaal verdrag van de rechten van het kind en de consequenties hiervan voor het pedagogisch denken. Het veerkrachtmodel wordt besproken als eerste concrete vertaling.
              • We leren (binnen de oefengroep) het  opvoedingsklimaat  en de opvoedingsrelatie in gewone opvoedingssituaties benoemen en beschrijven en leren het (ortho)pedagogisch  handelen omschrijven  in haar verschillende componenten (zorg dragen, aandacht geven, helpen-leren en grenzen stellen). We maken hierbij gebruik van het methodiekmodel van Bruininks en het gezinspedagogisch kader van W. Hellinckx. Aan de hand van de steekkaart methodisch handelen leren we de samenhang herkennen tussen het methodisch handelen enerzijds en de visie en de kenmerken van de cliënt anderzijds.
              • Tenslotte wordt stilgestaan bij het verschil tussen opvoeden en specifiek opvoeden (en op theoretisch niveau tussen pedagogiek en orthopedagogiek).
            • In een derde deel willen we (binnen dit welzijnskader) komen tot een theoretische visie op begeleiden, waarbij we vertrekkend van een theoretische visie op agogisch handelen,  het ondersteuningsmodel willen bespreken als  theoretisch kader. Dit theoretisch kader wordt gedragen door het actuele mens- en wereldbeeld, meer bepaald het burgerschaps-paradigma (verbonden met concepten als empowerment, emancipatie en kwaliteit van leven).

            STUDIEMATERIAAL
            • Cursus 'Opvoeden, begeleiden en welzijn' (hoor- en werkcollege en oefengroepen).
            • Vogels, M. (2009). Regelgeving in het welzijnswerk. Tielt: Lannoo.

            WERKVORMEN
            Soort werkvorm    
            hoor- en werkcolleges:

             21

            %
            practicum en oefeningen:

              7

            %

            vormen van groepsleren:

              0

            %
            Verdere toelichting:
            • Hoorcolleges: 2 lesuren/week
            • Werkcollege: 1 lesuur/week
            • Oefeninggroep: 1 lesuur/week 
            • Casusgestuurd werken.

            EVALUATIE

            Eerste examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            Schriftelijke evaluatie100%

            Schriftelijk examen op 20 punten op leerinhouden van hoor- en werkcollege en oefengroep.

            tijd voor examinering
            uren

            2 

            Tweede examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            Schriftelijke evaluatie100%

            Schriftelijk examen op 20 punten op leerinhouden van hoor- en werkcollege en oefengroep.
             
            Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Personen met een handicap/2
              
            O.O. heeft componenten:Neen
            Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
            Code:5100100023
            Academiejaar:2011-2012
            Type:kern,
            Niveau:inleidend
            Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 2
            Contacturen:42
            Aantal studiepunten:4
            Totaal studietijd:104
            Examencontract:mogelijk
            Deliberatie:mogelijk
            Vrijstelling:mogelijk
            Onderwijstaal:Nederlands,
            Lector(en)Ann Gios
            Anki Van Heden
            Joke Adriaensens
            Wim Van Tongel
            Greet Demesmaeker
            Sarah Verreyken

             

            KORTE OMSCHRIJVING

            In dit opleidingsonderdeel belichten we algemene en categoriale voorzieningen en diensten die werken voor personen met een handicap. We maken nader kennis met personen met een handicap vanuit een biopsychosociaal model. We gebruiken hiervoor de ICF. In de hoorcolleges behandelen we de lichamelijke functies,anatomische eigenschappen en etiologie. In de werkcolleges bespreken we de invloed op activiteiten (communicatie, leren, mobiliteit,...) en participatie aan de samenleving. We houden hierbij ook rekening met externe factoren (bijv. beschikbaarheid hulpmiddelen, toegankelijkheid gebouwen,...)  en persoonlijke factoren (bijv. beleving). Verder besteden we in de werkcolleges ook aandacht aan de gespecialiseerd opvoeder-begeleider, werkzaam in deze sector. In de oefengroep gaan we deze kennis integreren in de wijze waarop we personen met een handicap ondersteunen. 


            COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
             Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

            Algemene competenties

            • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
            • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
            • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
            • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
            • OM505 Stelt een werkplanning op. Leidt een vergadering. Stimuleert het doelgericht werken bij anderen. Begeleidt een team, rekening houdend met de context van een organisatie. Voert beheerstaken uit op financieel en administratief vlak. Levert een bijdrage aan de uitvoering van kwaliteitszorg binnen een organisatie.
            • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
            • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
            • OM508 Volgt beroepsspecifieke, internationale ontwikkelingen op. Raadpleegt actuele, internationale bronnen.
            Algemene beroepsgerichte competenties
            • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
            • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
            Beroepsspecifieke competenties
            • OM513 Analyseert de hulpvraag van de cliënt/het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handleingsplan of begeleidingsplan op. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobeserveerde evoluties.
            • OM514 Organiseert wonen, leren, werken en vrije tijd op methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze. Begeleidt wonen, werken, leren en vrije tijd op een methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze.
            • OM515 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten optimale ontwikkelings- en vormingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, eomtionele, sociale en motorische ontwikkeling.
            • OM516 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en technieken. Beëindigt een hulpverleningsrelatie, indien nodig of verwijst door.
            • OM517 Brengt het netwerk in kaart. Brengt verbinding tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt/het sliëntsysteem leeft en werkt. Bewaakt samen met de cliënt de kwaliteit en duurzaamheid van de netwerken.

            SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
            • Het begrip 'handicap' kaderen in een sociaal-maatschappelijke dimensie of context, ook mondiaal met aandacht voor de kwaliteit van het bestaan.
            • De functies en anatomische eigenschappen van een lichamelijke stoornis kunnen herkennen en beschrijven.
            • De factoren die kunnen leiden tot een handicap, opsommen en beschrijven.
            • De invloed van een stoornis (lichamelijk functioneren) of een beperking (op vlak van activiteiten) of een handicap (op vlak van participatie) op de ontwikkeling van de persoon herkennen, beschrijven en verbinden met  (voor)kennis over de menselijke ontwikkeling.
            • Inzien dat functioneringsproblemen een samenspel zijn van individuele factoren en factoren in de samenleving.
            • Inlevend rapporteren over de functionele en emotionele betekenis van het hebben van een handicap voor een persoon en zijn omgeving (ouders, broers/zussen...).
            • De organisatie en de werking van een voorziening of dienstverlening voor personen met een handicap beschrijven. 
            • De functie en taak beschrijven van de opvoeder-begeleider in hulpverleningsvoorzieningen voor deze personen.
            • Zelfstandig op zoek gaan naar informatie over de verschillende mogelijkheden in Vlaanderen wat betreft wonen, werken, leren, leven.
            • Zelfstandig en kritisch informatie opzoeken over bovenvermelde onderwerpen via verschillende kanalen en deze informatie overzichtelijk en kernachtig schriftelijk en mondeling rapporteren binnen de leersituatie.
            • Groeien in omgaan met diversiteit: het groeiproces doormaken naar een dialogale grondhouding.     
            • Opgedane kennis en inzichten integreren in ons handelen ter ondersteuning van de persoon met een handicap. 

            VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
            Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
            geen

            Andere begincompetenties
            • Denk- en redeneervaardigheid.
            • Hanteert geleerde begrippenkaders actief in praktijksituaties (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden,begeleiden en welzijn en Mens in Ontwikkeling).
            • Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennis-ontwikkeling (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden, begeleiden en welzijn).
              • Analyseert voor hem/haar  nieuwe niet eerder behandeld probleem
              • Relateert een probleem aan reeds gekende en opgeloste problemen
              • Genereert een creatieve oplossing
              • Vraagt gericht hulp bij eventuele moeilijkheden
            • Internationale gerichtheid  (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden, begeleiden en welzijn)
              • Is zich bewust van de eigen cultuur als basis voor kennismaking met andere culturen.
            • Oplossingsgericht werken (aansluitend bij het opleidingsonderdeel Opvoeden,begeleiden en welzijn en Mens in Ontwikkeling).
              • Maakt een onderscheid tussen  hoofdzaken, bijzaken, bepaalt eerst hoofdlijnen en detailleert later.
            • Informatie verwerven en verwerken.
              • Hanteert functioneel ICT mogelijkheden zoals internet, bestandsbeheer, tekstverwerkingsprogramma’s,…
            • Beschikt over het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen, en oplossingen zowel aan specialisten als aan leken  (aansluitend bij OO Opvoeden, begeleiden en welzijn, Ervaren exploreren en communiceren d1).
              • Verduidelijkt en schrijft meningen, ideeën en informatie in begrijpelijke en correcte taal neer.

            LEERINHOUDEN
            • Dit opleidingsonderdeel behandelt personen met een handicap, zowel kinderen, volwassenen en bejaarden, en/in hun omgeving.
            • We bespreken de volgende overheidsorganen en hun opdracht tav personen met een handicap: het Vlaams Agentschap voor personen met een handicap en de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) en geven een algemene structuur van onderwijs in Vlaanderen.
            • We gaan na welke dienstverlening er bestaat om ondersteuning te bieden aan personen met een handicap binnen de verschillende leefdomeinen.
            • We maken eerst kennis met personen met een verstandelijke handicap omdat zij een omvangrijke doelgroep uitmaken van de hulpverleningssector waarmee opvoeders-begeleiders aan het werk kunnen gaan.
            • We staan stil bij personen met een fysieke handicap, met name personen met een motorische handicap en personen met een niet-aangeboren hersenletsel. We benaderen hierbij ook die groep van kinderen die geconfronteerd worden met een chronische ziekte.
            • We geven aandacht aan de personen met een auditieve handicap en visuele handicap.
            • Alvorens meer te weten te komen over de hulpverlening en het maatschappelijk en hulpverleningsbeleid zowel in België als in een internationale en interculturele  context (zie 2° en 3° jaar ), starten we in deze module met het verkennen van functioneringsproblemen bij de persoon met een handicap: de functies en anatomische eigenschappen bij een lichamelijke stoornis, de invloed op activiteiten en participatie, de invloed van externe en persoonlijke factoren.
            • We bespreken de oorzakelijke factoren bij een aangeboren of verworven beperking. 
            • We verdiepen ons in de beleving van het hebben van de handicap door de persoon zelf en door zijn omgeving vooral binnen onze Westerse cultuur in ons land. Hier en daar kijken we al wat verder de wereld in (handicap mondiaal). 
            • We blijven ook uitvoerig stilstaan bij de invloed ervan op de totale ontwikkeling van de persoon (vooral van het betreffende kind).  
            • Deze gegevens bieden ons steun bij het op zoek gaan naar de vraagstelling die deze personen uitzenden naar ons, hulpverleners, binnen de verschillende ontwikkelings- en levensdomeinen waarin we hen kunnen ontmoeten.   
            • Vanuit het concrete ervaren van situaties leggen we de basis voor een grondhouding van de GOB. We staan stil bij knelpunten, valkuilen,... die we als GOB kunnen tegenkomen. Vanuit deze vraagstelling leiden we de vaak gebruikte (hulp)middelen en methoden af bij de hulpverlening, ingebed in een totaal begeleidingsklimaat.
            • We bespreken de werking van concrete voorzieningen, vanuit de beleving van de cliënt met een handicap, en vanuit de basishouding van GOB.

            STUDIEMATERIAAL
            • Cursus Personen met een handicap en notities lessen 
            • Boek geschreven door een ervaringsdeskundige
            • Persoonlijke notities bij gastcollege en bij de voorbereiding mondiaal aspect van handicap

            WERKVORMEN
            Soort werkvorm    
            hoor- en werkcolleges:

             28

            %
            practicum en oefeningen:

              14

            %

            vormen van groepsleren:

              0

            %
            Verdere toelichting:
            • Hoorcolleges met beeldmateriaal en met ervaringsdeskundige als gastspreker.
            • Werkcolleges met integratie van opzoek- en leesopdrachten en met actieve werkvormen en participatie. Gastcollege van gespecialiseerde opvoeder-begeleider uit de sector.
            • Oefengroepen die ervaringsgericht zijn: met belevingsoefeningen, met verwerking van de studiebezoeken,... 
            • Studiebezoek met rapportage.
            • Literatuuropdracht en opzoekopdrachten.

            EVALUATIE

            Eerste examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            Schriftelijke evaluatie75%
            taak25%

            • Aansluitend bij de HC's en WC's:
              • Een schriftelijk examen  met insluitend een vraag over de literatuuropdracht, handicap mondiaal (eigen notities) en/of het gastcollege ervaringsdeskundige.
            • Aansluitend bij de OG: 
              • Een individueel schriftelijk rapport over het studiebezoek met een persoonlijk verwerkingsverslag.
              • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. 
              • Voor ongewettigde afwezigheden in de oefengroep kan er tot 20% van de punten van de taak afgetrokken worden.

             

                                                   

             

                                                                                                                        


            tijd voor examinering
            uren

            2 

            Tweede examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            Schriftelijke evaluatie85%
            taak15%

            • 85 %  Een schriftelijk examen:
              • 88 %  m.b.t. de leerinhouden van de hoor- en werkcolleges (insluitend een vraag over de literatuuropdracht en /of handicap mondiaal)
              • 12 %  m.b.t. de leerinhouden van de oefengroep (methodisch handelen): 
            • 15 %  van het rapport studiebezoek met het persoonlijk verwerkingsverslag worden overgenomen vanuit de eerste examenperiode

             

             

             
            Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Ervaren, exploreren, communiceren (d3)/3
              
            O.O. heeft componenten:Neen
            Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
            Code:5100100024
            Academiejaar:2011-2012
            Type:kernondersteunend,
            Niveau:inleidend
            Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 3
            Contacturen:28
            Aantal studiepunten:3
            Totaal studietijd:78
            Examencontract:mogelijk
            Deliberatie:mogelijk
            Vrijstelling:mogelijk
            Onderwijstaal:Nederlands,
            Lector(en)Veerle De Wit
            Valerie Diels
            Myriam Vanschel
            Karen Desloovere
            Kristel Eraets
            Veerle Portael
            Carl Adams
            Lieve Walravens

             

            KORTE OMSCHRIJVING

            Waarover gaat échte communicatie? Die vraag gaat niet alleen over contact maken. Vanuit jouw perspectief gaat het over écht gehoord worden in wat je voelt en tot expressie brengt. Gericht op de ander vraagt het de kunst van actief luisteren en het kunnen omgaan met conflicten en emoties op een respectvolle, erkennende manier. Ook in creatieve of sportieve activiteiten in een groep, wordt er zoveel meer ‘gezegd’ dan de woorden die gesproken worden: het is een tocht van levend leren over jezelf, over de ander, over alles wat beweegt tussen jullie … of wat kleur en vorm krijgt in expressie.

             


            COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
             Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

            Algemene competenties

            • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
            • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
            • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
            • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
            • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
            Algemene beroepsgerichte competenties
            • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
            Beroepsspecifieke competenties
            • OM514 Organiseert wonen, leren, werken en vrije tijd op methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze. Begeleidt wonen, werken, leren en vrije tijd op een methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze.
            • OM515 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten optimale ontwikkelings- en vormingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, eomtionele, sociale en motorische ontwikkeling.

            SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
            • De student weet wat met 'actief luisteren' bedoeld wordt en leert ook effectief 'actief luisteren'.  De student kan dit toepassen in de verschillende soorten groepen.
            • De student beseft het belang van actief luisteren voor zijn toekomstige actieterrein.
            • De student heeft zicht op de betekenis en het belang van het samenwerkingsmodel en het diagnose-receptmodel voor de hulpverlening.
            • De student heeft kennis van verschillende luistermethodieken.
            • De student kan een actief luisterende houding aannemen en ziet hier ook de zinvolheid van in .
            • In de actief luisterende houding kan de student gebruik maken van diverse methodieken die passen binnen een actief-luisterende houding.
            • De student is in staat om kritisch te reflecteren over zijn eigen luisterhouding en die van anderen. 
            • de student is in staat in onverdeelde aandacht contact te hebben met de medestudent : in lichaamshouding, lichaamstaal en in direct lichaamscontact
            • de student kent de verschillende conflicthanteringsstijlen en kan deze ook toepassen.  Men kan een conflict herkennen en hiermee op adequate wijze omgaan.
            • De student kan het begrip 'conflict' definiëren, alsook mogelijke symptomen benoemen die meespelen bij het ontstaan van een conflict.
            • De student heeft zicht op zijn eigen conflictstijl.
            • De student is in staat grenzen bij zichzelf en bij de medestudent non-verbaal te hanteren binnen de context.
            • De student kan richtlijnen en aandachtspunten formuleren met betrekking tot het omgaan met conflicten.
            • De student kan een conflict benoemen.  
            • De student kan kritisch reflecteren over zijn eigen conflictstijl en die van anderen.
            • De student kan, zo nodig, aandachtspunten en richtlijnen met betrekking tot het omgaan met conflicten in zijn eigen handelen integreren.
            • De student is in staat om bij conflicten zijn eigen aandeel te zien, het conflict niet uit de weg te gaan en heeft de bereidheid in conflictsituaties er handelend mee om te gaan.
            • De student erkent het belang van emoties binnen de communicatie.  Hij herkent de verschillende basisemoties en kan hier mee omgaan.
            • De student heeft zicht op hoe hij/zij zijn emoties uit en is in staat om zonodig te optimaliseren. 
            • De student kan gevoelens die anderen uiten (h)erkennen en benoemen.
            • De student is in staat een non-verbale dialoog aan  te gaan met een medestudent op een erkennende, expressieve en creatieve manier.
            • De student kan richtlijnen en aandachtspunten formuleren om als mens, maar ook als hulpverlener om te gaan met zijn eigen emoties en emoties van anderen.
            • De student kan deze richtlijnen en aandachtspunten, zo nodig, ook in zijn eigen handelen integreren.De student is in staat het effect van zijn/haar non-verbale communicatie in te schatten en ortho-agogisch te hanteren binnen de schoolcontext.
            • De student is bekwaam om de oefeningen van manuele, muzikale en lichaamsexpressie als middel te gebruiken om zijn krachten optimaal te benutten en zijn leerproces aan te gaan.  
            • De student is in staat oefeningen uit te werken rond lichaamsbewustzijn, lichaamscontact, zelfvertrouwen, vertrouwen, grenzen en tegenkrachten, samenwerking binnen een sessie lichaamsexpressie, voorbereid in het kader van de stappen van het CREATIE-model.
            • De student is bekwaam om het effect van zijn handelen op anderen personen binnen de leersituatie waar te nemen en te communiceren.
            • De student is bekwaam feedback met betrekking tot zijn handelen te horen,
            • De student is in staat de integratie van de geleerde vaardigheden en de toepassing van de inzichten in zijn/haar (dagdagelijks) leven te herkennen

            VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
            Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
            Om in te kunnen schrijven voor dit opleidingsonderdeel moet je je ook inschrijven voor: Ervaren, exploreren, communiceren (d1)/2; Ervaren, exploreren, communiceren (d2)/2.

            Andere begincompetenties
            geen
            LEERINHOUDEN
              • Binnen communicatie wordt specifiek gewerkt rond:
                • actief luisteren,
                • conflicthantering
                • omgaan met emoties
              • Binnen manuele expressie, lichaamsexpressie en sport en spel wordt specifiek gewerkt rond:
                • Specifieke basiskennis voor elk domein van ‘expressie’: technisch, methodisch, theoretisch
                • via ervaringsgericht leren werkend rond de thema's:
                  • Contact, vertrouwen, veiligheid
                  • De leefwereld van zichzelf en anderen erkennen
                  • Werken rond ruimte en grenzen
                  • Werken rond expressie van emoties
                  • Werken rond fantasie
                  • Creatief samenwerken in groep
                • Creatieve, expressieve en sportieve activiteiten ontwikkelen voor specifieke leeftijd en doelgroep

            STUDIEMATERIAAL

                    

            • Plantijn-syllabus "Ervaren, Exploreren en Communiceren" . Antwerpen: Universitas. (2011-2012)           Carl Adams, Karen Desloovere, Veerle De Wit, Kristel Eraets, Gwendy Moentjens, Veerle Portael, Myriam Vanschel, Lieve Walravens ... 
              • deel A : Communicatie
              • deel B : Verbindingstekst Ervaren Exploreren en Communiceren
              • deel C : Manuele expressie 
              • deel D : Lichaamsexpressie
              • deel E : Sport en Spel

                 


            WERKVORMEN
            Soort werkvorm    
            hoor- en werkcolleges:

             0

            %
            practicum en oefeningen:

              28

            %

            vormen van groepsleren:

              0

            %
            Verdere toelichting:
            • Opdrachten uitvoeren in oefengroepen.
            • Bij expressieve en recreatieve vaardigheden staat levend leren centraal: we leren van onszelf, van elkaar en van de thema's die we samen exploreren.
            • Ook inzicht verwerven in het opbouwen en begeleiden van een sportieve of expressieve activiteit

            EVALUATIE

            Eerste examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            permanente evaluatie20%
            Schriftelijke evaluatie35%
            taak45%

            • PERMANENTE EVALUATIE 20% t.a.v. leerinhouden m.b.t. expressieve en recreatieve vaardigheden 
            • SCHRIFTELIJK EXAMEN 35% : leerinhouden actief luisteren, omgaan met emoties en conflicthantering
            • TAKEN 45% waarvan
              • 56 % punten op een opdracht die door de student moet uitgevoerd worden tijdens de oefengroep op het einde van de module. Bij afwezigheid van de student tijdens deze opdracht, zal de student enkel bij een gewettigde afwezigheid een vervangopdracht krijgen.  De student is zelf verantwoordelijk voor het ophalen van deze vervangopdracht binnen de week na de gewettigde afwezigheid. Na afhalen krijgt de student nog één week om deze vervangtaak in te leveren.  
              • Toepassingsopdracht 44 %: specifiek voor de expressievorm van deze module, toegepast op de doelgroep ‘jeugdhulpverlening en maatschappelijk kwetsbare groepen’
            • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

             


            tijd voor examinering
            uren

            2 

            Tweede examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            permanente evaluatie20%
            Schriftelijke evaluatie35%
            taak45%

            • PERMANENTE EVALUATIE 20% : De punten die behaald zijn in de eerste examenperiode voor de permanente evaluatie blijven behouden voor  de leerinhouden m.b.t. expressieve en recreatieve vaardigheden.
            • SCHRIFTELIJK EXAMEN 35% t.a.v. leerinhouden m.b.t. actief luisteren, omgaan met emoties en conflicthantering
            • TAKEN : 45% waarvan
              • 56% punten op een opdracht die door de student moet uitgevoerd worden tijdens de examenperiode.  Er is geen voorbereidingstijd voorzien op dat moment.
              • 44% Nieuwe toepassingsopdracht : identieke expressievorm als tijdens de eerste examenperiode .
            • Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen.
            • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.
             
            Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Jeugdhulpverl., maatsch. kwetsb. groep/3
              
            O.O. heeft componenten:Neen
            Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
            Code:5100100025
            Academiejaar:2011-2012
            Type:kern,
            Niveau:inleidend
            Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 3
            Contacturen:42
            Aantal studiepunten:4
            Totaal studietijd:104
            Examencontract:mogelijk
            Deliberatie:mogelijk
            Vrijstelling:mogelijk
            Onderwijstaal:Nederlands,
            Lector(en)Joke Adriaensens
            Bert De Meulder
            Valerie Diels
            Bart Hofman
            Mieke Defieuw
            Wim Van Tongel

             

            KORTE OMSCHRIJVING

            We verdiepen enerzijds de jeugdhulpverlening bij problematische opvoedingssituaties, meer specifiek de hulpverlening naar aanleiding van gedrags- en psychosociale problemen bij kinderen en jongeren. Wat houden die problemen in? Welke hulp is hiervoor beschikbaar? Welke rol spelen gespecialiseerde opvoeders/begeleiders daarbij?
            We geven gestalte aan essentiële componenten van de basishouding in de (jeugd)hulpverlening.
            We bestuderen de impact van (kans)armoede op mensen en bespreken essentiële componenten in de basishouding en de benadering van (kans)armen in de hulpverlening. We nemen kennis van krachtlijnen binnen het armoedebeleid en van verschillende initiatieven die met (kans)armen werken. Ook de positie van etnisch-culturele minderheden in onze samenleving en het minderhedenbeleid worden besproken.


            COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
             Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

            Algemene competenties

            • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
            • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
            • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
            Algemene beroepsgerichte competenties
            • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
            Beroepsspecifieke competenties
            • OM513 Analyseert de hulpvraag van de cliënt/het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handleingsplan of begeleidingsplan op. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobeserveerde evoluties.
            • OM516 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en technieken. Beëindigt een hulpverleningsrelatie, indien nodig of verwijst door.

            SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
            • Met betrekking tot jeugdhulpverlening:
              • Herkennen en omschrijven van de concepten 'problematische opvoedingssituaties', 'gedragsproblemen', 'psychosociale problemen', 'kindermishandeling'.
              • Herkennen en omschrijven van beïnvloedende factoren ('oorzaken') van problematische opvoedingssituaties,  gedrags- en psychosociale problemen bij kinderen/ jongeren en kindermishandeling.
              • Diverse aspecten herkennen en benoemen op vlak van beleving van betrokkenen binnen de jeugdhulpverlening.
              • Herkennen en formuleren van essentiële componenten van de basishouding in de (jeugd)hulpverlening.
              • Beschrijven van de huidige organisatie binnen de bijzondere jeugdbijstand en van de nieuwe tendensen en initiatieven, gekaderd binnen de 'integrale jeugdhulp'.
              • Beschrijven en situeren van de voorzieningen binnen de bijzondere jeugdbijstand en hun specifieke mogelijkheden en beperkingen aangeven.
              • Beschrijven van de werking van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling en mogelijkheden tot preventie van kindermishandeling.
              • Omschrijven van de functie van een gespecialiseerd opvoeder/begeleider binnen de hulpverlening bij gedrags- en psychosociale problemen.
            • Met betrekking tot maatschappelijk kwetsbare groepen:
              • Benoemen van de impact van maatschappelijke kwetsbaarheid op verschillende levensdomeinen.
              • Diverse aspecten herkennen en benoemen i.v.m. de beleving van (kans)armoede en van het leven als persoon/gezin/etnisch-culturele minderheidsgroep.
              • Herkennen en beschrijven van essentiële componenten van de basishouding en benadering van (kans)armen in de hulpverlening.
              • Beschrijven van de krachtlijnen van het beleid inzake (kans)armoede.
              • Beschrijven van dienst- en hulverlening aan mensen in (kans)armoede.
              • De historiek m.b.t. de aanwezigheid van etnisch-culturele minderheden in België schetsen en de effecten hiervan aangeven op gebruikte terminologie.
              • Omschrijven van de verschillende etnisch-culturele minderheden in België, in het bijzonder van die etnisch-culturele minderheden die behoren tot de doelgroep van het minderhedenbeleid.
              • Beschrijven van het Federaal en Vlaams beleid naar etnisch-culturele minderheden.
              • Beschrijven van dienst- en hulpverlening aan etnisch-culturele minderheden.
              • Omschrijven van de functie van een gespecialiseerd opvoeder/begeleider binnen de dienst- en hulpverlening naar kansarme groepen in de samenleving en naar etnisch-culturele minderheden.
            • M.b.t. beide doelgroepen:
              • Mondeling en schriftelijk rapporteren over (de praktijk in) een dienst/voorziening/organisatie in het werkveld.
              • Mondeling en schriftelijk rapporteren over opgezochte en doorgenomen vakinformatie m.b.t. leerinhouden die in het opleidingsonderdeel aan bod komen.

            VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
            Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
            geen

            Andere begincompetenties

            Eindtermen hoger secundair onderwijs


            LEERINHOUDEN
            • Jeugdhulpverlening bij problematische opvoedingssituaties, meer specifiek n.a.v. gedrags- en psychosociale problemen : Omschrijving, verschijningsvormen, beïnvloedende factoren ('oorzaken'), vraagstelling, klimaataanbod, opvoedend en begeleidend handelen, organisatie van de bijzondere jeugdbijstand en aanverwante hulpverlening, voorzieningen/organisaties/initiatieven, functie van gespecialiseerd opvoeder/begeleider naar deze doelgroep.
            • Maatschappelijk kwetsbare groepen, meer specifiek (kans)armen en etnisch-culturele minderheden : Omschrijving, historische situering en terminologie, impact op mensen en op de hulpverlening, beleid, voorzieningen/organisaties/initiatieven, functie van gespecialiseerd opvoeder/begeleider naar deze groepen.
            • Empowerende basishouding

            STUDIEMATERIAAL
            • Cursus Plantijn Hogeschool, aangevuld met notities
            • Audiovisueel materiaal
            • Relevante teksten, artikels of websites
            • Aanvullende informatie op Blackboard

            WERKVORMEN
            Soort werkvorm    
            hoor- en werkcolleges:

             28

            %
            practicum en oefeningen:

              14

            %

            vormen van groepsleren:

              0

            %
            Verdere toelichting:
            • Hoorcolleges
            • Werkcolleges met  voorbereidende opdrachten
            • Oefengroepen met  voorbereidende opdrachten
            • Zelfstudie
            • Studiebezoek  met voorbereiding, verwerking en rapportage en verbinding met relevante leerinhouden uit de cursus en met een zelf bestudeerd verdiepend thematisch artikel 
            • Steekproefsgewijze bevraging van de inhoudelijke voorbereiding van werkcollege en oefengroep

            EVALUATIE

            Eerste examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            Schriftelijke evaluatie85%
            taak15%

            • Schriftelijke evaluatie (85 %): Examen m.b.t. de leerinhouden van de hoor-, werkcolleges en oefengroepen
            •  Taak (15 %):  Een individueel rapport over het studiebezoek met een persoonlijk verwerkingsverslag (in het kader van de oefengroepen).

            Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm. Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.                                      


            tijd voor examinering
            uren

            2 

            Tweede examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            Schriftelijke evaluatie85%
            taak15%

            • Schriftelijke evaluatie (85 %): Examen m.b.t. de leerinhouden van de hoor-, werkcolleges en oefengroepen
            • In de tweede examenperiode worden de punten van de taak i.v.m. het studiebezoek overgenomen vanuit de eerste examenperiode (15 %)
             
            Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Praktijk ervaren/4
              
            O.O. heeft componenten:Neen
            Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
            Code:5100100026
            Academiejaar:2011-2012
            Type:kern,
            Niveau:inleidend
            Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 4
            Contacturen:14
            Aantal studiepunten:3
            Totaal studietijd:78
            Examencontract:mogelijk
            Deliberatie:mogelijk
            Vrijstelling:mogelijk
            Onderwijstaal:Nederlands,
            Lector(en)Jessy Hamvas
            Joke Adriaensens
            Sarah Verreyken
            Gwen Van Dingenen
            Gwenda Der Kinderen
            Mieke van Vlerken
            Ann Gios
            Wim Van Tongel

             

            KORTE OMSCHRIJVING

            Het opleidingsonderdeel 'Praktijk ervaren' is opgebouwd rond de inleefweek. Je wordt gedurende enkele weken voorbereid op dit  contact met de doelgroep, werkveld en de taken van de opvoeder -begeleider. Je brengt vijf dagen/38u door in een setting waar professionelen werken. Na deze dagen worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Je kan deze informatie oa gebruiken om een gefundeerde keuze te maken voor je tweedejaarsstage.

            80 studenten kunnen deelnemen aan het pilootproject van praktijk ervaren. Als  je hiervoor kiest dan ga je niet op inleefweek, maar presteer je 30 uur als 'vrijwilliger' in de ruime sociale sector. We spreken dan over een 'inleeftraject' dat je volgt in plaats van een inleefweek. Een inleefervaring binnen het inleeftraject is een onbezoldigde activiteit waarbij je als student een NIEUWE ervaring opdoet binnen de ruime sociale sector. Met ‘nieuw’ bedoelen we dat je  andere horizonten dient op te zoeken. Dus een ervaring met een doelgroep die je nog niet kent of  binnen een voorziening of werkvorm waarmee je nog niet vertrouwd bent. Als je reeds actief bent als vrijwilliger dan vinden wij dit uiteraard erg knap. Aangezien dit geen nieuwe ervaring is kan je deze uren niet gebruiken als inleefervaring binnen dit project. Misschien krijg je een medestudent wel gemotiveerd om samen met jou eens mee te draaien als vrijwilliger. Let op een inleefervaring mag niet overlappen met activiteiten voor andere  opleidingsonderdelen (bv. orthoritten). Na de inleefactiviteiten worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Je kan deze informatie oa gebruiken om een gefundeerde keuze te maken voor je tweedejaarsstage.

            COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
             Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

            Algemene competenties

            • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
            • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
            • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
            • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
            • OM505 Stelt een werkplanning op. Leidt een vergadering. Stimuleert het doelgericht werken bij anderen. Begeleidt een team, rekening houdend met de context van een organisatie. Voert beheerstaken uit op financieel en administratief vlak. Levert een bijdrage aan de uitvoering van kwaliteitszorg binnen een organisatie.
            • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
            • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
            • OM508 Volgt beroepsspecifieke, internationale ontwikkelingen op. Raadpleegt actuele, internationale bronnen.
            Algemene beroepsgerichte competenties
            • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
            • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
            • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
            • OM512 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep. Neemt een standpunt in inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
            Beroepsspecifieke competenties
            • OM513 Analyseert de hulpvraag van de cliënt/het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handleingsplan of begeleidingsplan op. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobeserveerde evoluties.
            • OM514 Organiseert wonen, leren, werken en vrije tijd op methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze. Begeleidt wonen, werken, leren en vrije tijd op een methodische, planmatige, creatieve en duurzame wijze.
            • OM515 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten optimale ontwikkelings- en vormingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, eomtionele, sociale en motorische ontwikkeling.
            • OM516 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en technieken. Beëindigt een hulpverleningsrelatie, indien nodig of verwijst door.
            • OM517 Brengt het netwerk in kaart. Brengt verbinding tot stand tussen de verschillende contexten waarin de cliënt/het sliëntsysteem leeft en werkt. Bewaakt samen met de cliënt de kwaliteit en duurzaamheid van de netwerken.
            • OM518 Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening (microniveau). Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.

            SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN

            De student bevraagt en beluistert actief de informatie die inzicht geeft in de visie, kaders en het methodisch handelen tijdens de inleefsituatie.
            De student inventariseert verschillende informatiedomeinen en bronnen om de inleefervaring en het eigen leerproces vorm te geven (ook ICT ).

            • De student geeft informatie over de eigen inleefsituaties; bevraagt ook de inleefsituatie van medestudenten.  
                
            • De student bevraagt de eigen inleefervaring en die van de medestudent kritisch.
            • De student formuleert gefundeerd een mening, vertrekkend vanuit de eigen ervaring en vanuit de aangeboden leersituaties, door te luisteren naar anderen, door open te staan voor verschillende meningen, met aandacht voor feedback van de betrokkenen van de inleefsituatie.
               
            • De student geeft een gestructureerd overzicht van de organisatie waarbinnen de inleefsituatie plaatsvindt en situeert deze organisatie binnen het welzijnsveld.
            • De student maakt een relevante bronnenlijst op bij het verslag van elke opdracht en refereert correct volgens de APAnormen.
               
            • De student rapporteert schriftelijk en mondeling d.m.v. correct taalgebruik.
            • De student gebruikt ICT (tekstverwerking) correct. 
               
            • De student bespreekt de inleefervaring tijdens de inleefsituatie en buigt deze ervaring om naar een kijk op het eigen leertraject binnen de opleiding.
            • De student verheldert de motivatie bij de stagekeuze voor het tweede jaar om op deze wijze verder vorm te geven aan het  eigen leertraject.
            • De student geeft leerdoelen of leerpunten aan.
            • De student reflecteert over het bewustzijn en het verworven inzicht over de eigen persoonlijke normen en waarden (eigen voorervaring, eigen referentiekader)  in interactie met cliënten en met medewerkers binnen de inleefsituatie.  
               
            • De student presenteert zich correct en legt op een correcte manier contact met  de medewerkers  van de inleefsituatie en past  zich op een vlotte manier  in de werking in .
            • De student formuleert adequaat op welke wijze een gespecialiseerd opvoeder-begeleider werkzaam is of zou kunnen zijn ten behoeve van de doelgroep binnen de inleefsituatie en op welke manier de gespecialiseerd opvoeder-begeleider desgevallend samenwerkt met andere disciplines. 
            • De student creëert binnen de eigen leersituatie op sociaal-emotioneel vlak en op taakgericht vlak voorwaarden om actief samen te leren en samen te werken.
            • De student stelt zich soepel op in de omgang met aangereikte leermogelijkheden vb t.a.v. de keuze van de inleefsituatie.
            • De student leeft correct afspraken na en vertegenwoordigt de school binnen de inleefsituatie op een correcte wijze.
               
            • De student beschrijft gestructureerd en geordend alle aspecten van de inleefsituatie.
            • De student situeert de organisatie (inleefsituatie)  binnen het welzijnsveld.
            • De student verbindt de kennis over de werking en de organisatie binnen de inleefsituatie met voorkennis uit andere opleidingsonderdelen.
                
            • De student gaat respectvol om met gegevens mbt de persoonlijke leersfeer van de cliënt,-systeem en de organisatie binnen de inleefsituatie.
            • De student getuigt van een burgerschapsvisie bij het rapporteren over cliënten.
               
            • De student observeert ontwikkelingsprocessen en begeleidingsprocessen van cliënt(groep)en  binnen de inleefsituatie en leersituatie.
            • De student beschrijft  hypothetisch de ondersteuningsvraag van cliënt(groep)en binnen de inleefsituatie.
               
            • De student herkent het woon-, leef-, en/of  werkklimaat binnen de inleefsituatie en beschrijft dit op kritische wijze.
                
            • De student stelt zich correct voor aan de cliënt(en), legt op een vlotte manier contact met hem/hen en schikt zich soepel in de relatie in met hem/hen. Formuleert op welke wijze de  verschillende leefdomeinen van de cliënt(en)(groep)en binnen de inleefsituatie kunnen ingevuld worden.
            • De student benoemt en beschrijft binnen de aangeboden leersituatie en inleefsituatie het methodisch handelen bij  de (ortho)(ped)agogische begeleiding 
            • De student geeft vanuit een inlevende rol aan hoe het methodisch handelen invloed kan hebben op het ontwikkelen en functioneren van een cliënt.

            VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
            Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
            geen

            Andere begincompetenties
            Correcte kennis van het Nederlands.
            LEERINHOUDEN


            Het opleidingsonderdeel praktijk ervaren is opgebouwd rond de inleefweek. Studenten worden gedurende enkele weken voorbereid op dit  contact met de doelgroep, werkveld en de taken van de opvoeder -begeleider. Studenten brengen vijf dagen/38u door in een setting waar professionelen werken. Na deze dagen worden de ervaringen en inzichten verwerkt. De student gebruikt deze informatie oa om een gefundeerde keuze te maken voor zijn tweedejaarsstage.

            80 studenten kunnen deelnemen aan het pilootproject van praktijk ervaren. Als  je hiervoor kiest dan ga je niet op inleefweek, maar presteer je 30 uur als 'vrijwilliger' in de ruime sociale sector. We spreken dan over een 'inleeftraject' dat je volgt in plaats van een inleefweek. Een inleefervaring binnen het inleeftraject is een onbezoldigde activiteit waarbij je als student een NIEUWE ervaring opdoet binnen de ruime sociale sector. Met ‘nieuw’ bedoelen we dat je  andere horizonten dient op te zoeken. Dus een ervaring met een doelgroep die je nog niet kent of  binnen een voorziening of werkvorm waarmee je nog niet vertrouwd bent. Als je reeds actief bent als vrijwilliger dan vinden wij dit uiteraard erg knap. Aangezien dit geen nieuwe ervaring is kan je deze uren niet gebruiken als inleefervaring binnen dit project. Misschien krijg je een medestudent wel gemotiveerd om samen met jou eens mee te draaien als vrijwilliger.


            Tijdens de eerste module wordt er een verplicht startmoment van 2 uur voorzien. Dit verplicht moment vindt plaats op dinsdag 18 oktober 2011. Je krijgt dan uitleg over de opdrachten, mogelijke inleefactiviteiten,... en je wordt begeleid in je keuzeproces van inleefactiviteiten. In de volgende modules voorzien we 8 coachmomenten van 2 lesuren. We verwachten dat je tenminste naar 2 coachmomenten komt. Uit de voorgestelde 8 momenten kies je 2 momenten die het beste aansluiten bij het verloop van je inleeftraject. deelname aan 2 coacmomenten is verplicht en hoort bij de permanente evaluatie.  Na de inleefactiviteiten worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Na de inleefweek die de 'reguliere studenten' doen (week4 module 4) sluit je aan bij de oefengroepuren van praktijk ervaren. Je kan jouw ervaringen uit je inleeftrjact dan uitwisselen met de studenten die net een inleefweek gedaan hebben.  Je kan deze informatie oa gebruiken om een gefundeerde keuze te maken voor je tweedejaarsstage


            STUDIEMATERIAAL
            Bij aanvang van praktijk ervaren wordt het nodige tekstmateriaal ter beschikking gesteld van de student.
            WERKVORMEN
            Soort werkvorm    
            hoor- en werkcolleges:

             0

            %
            practicum en oefeningen:

              14

            %

            vormen van groepsleren:

              48

            %
            Verdere toelichting:

            Voor de oefengroep praktijk ervaren zijn er wekelijks twee contacturen voorzien. In de periode van 5 tot en met 13 mei is er een inleefweek gepland van 38 uur. In de oefengroep wordt er gewerkt met groepsgesprekken, opzoekwerk, individuele opdrachten. Buiten de contacturen wordt er ook zelfstandig werk gevraagd.
            De studenten die kozen voor het inleefttraject presteren doorheen heel het academiejaar 30 uur als 'vrijwilliger' in de ruime sociale sector (zie toelichting hierboven). Tijdens de eerste module wordt er een verplicht startmoment van 2 uur voorzien. Dit verplicht moment vindt plaats op dinsdag 18 oktober 2011. Je krijgt dan uitleg over de opdrachten, mogelijke inleefactiviteiten,... en je wordt begeleid in je keuzeproces van inleefactiviteiten. In de volgende modules voorzien we 8 coachmomenten van 2 lesuren. We verwachten dat je tenminste naar 2 coachmomenten komt. Uit de voorgestelde 8 momenten kies je 2 momenten die het beste aansluiten bij het verloop van je inleeftraject. deelname aan 2 coacmomenten is verplicht en hoort bij de permanente evaluatie. Na de inleefactiviteiten worden je ervaringen en inzichten verwerkt. Na de inleefweek die de 'reguliere studenten' doen (week4 module 4) sluit je aan bij de oefengroepuren van praktijk ervaren. Je kan jouw ervaringen van je inleeftraject dan uitwisselen met de studenten die net een inleefweek gedaan hebben. In de oefengroep wordt er gewerkt met groepsgesprekken, opzoekwerk, individuele opdrachten. Buiten de contacturen wordt er ook zelfstandig werk gevraagd.

            EVALUATIE

            Eerste examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            mondelinge evaluatie50%
            permanente evaluatie20%
            Schriftelijke evaluatie15%
            taak15%

            Taken (15%) bestaat uit: 

            - een informatie-opdracht ter voorbereiding van de inleefweek/inleefervaringen.Voor deze opdracht kan er tot 20% van de punten afgetrokken worden voor taal en vormgeving.

            schriftelijke evaluatie 15%:

            -  tijdens de oefengroep van week 3 wordt er een multiple-choice toets afgenomen waarin je kennis en inzichten in het werkveld worden bevraagd. studenten die kozen voor het inleeftraject leggen deze toets af vlak voor het mondeling examen.

            - permanente evaluatie 20%

            Elke afwezigheid tijdens de oefengroepuren dient gewettigd te worden met een officieel document.  Per ongewettigde afwezigheid worden er 10 punten afgetrokken bij permanente evaluatie.

            - Mondelinge evaluatie 50%

            De student maakt een schriftelijke verwerking van de inleefweek/inleefervaringen, dit rapport dient eveneens als voorbereiding op het mondeling examen.  Het rapport dient de student bij te hebben op het mondeling examen. Als de student dit niet kan voorleggen dan kan hij niet deelnemen aan het examen en hiervoor dus ook geen punten verwerven!

            Indien de student niet heeft deelgenomen aan de inleefweek of onvoldoende uren gespresteerd heeft met zijn inleefervaringen in het kader van het project dan kan hij geen  rapport schrijven ter verwerking van de inleefweek/inleefervaringen. Bijgevolg kan de student niet deelnemen aan het mondeling examen. Om een eindbeoordeling te kunnen krijgen dient de student deze week/uren dan ook in te halen.  

            Opmerking: de studenten die kozen voor het inleeftraject worden op dezelfde competenties en op dezelfde wijze beoordeeld als de 'reguliere studenten'. Door de eigenheid van het project worden bepaalde opdrachten mogelijk aangepast en zullen de deadlines waarop opdrachten ingeleverd worden verschillen van deze van de reguliere studenten. Dit zal bij de start van het project duidelijk gecommuniceerd worden. Eénmaal gestart met het inleeftraject kan men niet meer terug overschakelen naar het reguliere systeem.


            tijd voor examinering
            uren

            1 

            Tweede examenperiode
            CategorieWeging van categorieën
            mondelinge evaluatie50%
            permanente evaluatie20%
            Schriftelijke evaluatie15%
            taak15%

            Indien de student tijdens de eerste examenperiode een onvoldoende behaalde op dit opleidingsonderdeel, dan kan de student een deel van de punten inhalen in de tweede examenperiode.

            - De punten van permanente evaluatie 20%  worden overgedragen naar de tweede examenperiode.

            - schriftelijke evaluatie 15%

            De student dient opnieuw een multiple-choice toets te maken

            - taak 15%

            de student maakt een taak in de tweede examenperiode. Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdracht voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen. Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdracht, volledig en tijdig aan de betrokken lectoren te overhandigen. Voor deze opdracht kan er tot 20% van de punten afgetrokken worden voor taal en vormgeving.

            Mondelinge evaluatie 50%

            Ook in de tweede examenperiode voorzien we een mondeling examen. De student dient de opdracht voor de tweede examenperiode tijdig in te dienen als voorwaarde om deel te mogen nemen aan het mondeling examen.  Als de student de opdracht voor tweede examenperiode niet maakt of te laat ingediend heeft dan kan hij niet deelnemen aan het mondeling examen en hiervoor dus geen punten verwerven.

             
            Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Probleemgestuurde opdracht/4
              
            O.O. heeft componenten:Neen
            Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
            Code:5100100027
            Academiejaar:2011-2012
            Type:kernondersteunend,
            Niveau:uitdiepend
            Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 4
            Contacturen:28
            Aantal studiepunten:4
            Totaal studietijd:104
            Examencontract:niet mogelijk
            Deliberatie:mogelijk
            Vrijstelling:mogelijk
            Onderwijstaal:Nederlands,
            Lector(en)Sarah Van Leuvenhaege
            Valerie Diels
            Joke Adriaensens
            Gwenda Der Kinderen
            Karen Desloovere
            Riet Schelles
            Kristel Eraets
            Gwendy Moentjens

             

            KORTE OMSCHRIJVING

            Het werken aan een probleemgestuurde opdracht geeft een unieke kans om alle reeds gekende leerinhouden actief te integreren. In de hoorcolleges wordt de noodzakelijke kennis aangebracht om een probleemgestuurde opdracht tot een goed einde te brengen. De focus ligt op: de methodiek van de zevensprong en de organisatie van PGO, het zoeken en beoordelen van informatie en het formuleren van leerdoelen, het citeren en refereren en verwerken van informatie, de beoordeling van een rapport en het presenteren. De oefengroep wordt opgedeeld in PGO-groepen van maximaal 11 studenten. Deze PGO-groep gaat zelfstandig aan de slag met een probleemtaak.

             


            COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
             Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

            Algemene competenties

            • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
            • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
            • OM503 Geeft zijn eigen mogelijkheden, grenzen en beperkingen aan. Reflecteert constructief over het functioneren van anderen/de organisatie. Reflecteert over maatschappij en ethiek. Stuurt eigen handelen bij op basis van reflectie en feedback.
            • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
            • OM505 Stelt een werkplanning op. Leidt een vergadering. Stimuleert het doelgericht werken bij anderen. Begeleidt een team, rekening houdend met de context van een organisatie. Voert beheerstaken uit op financieel en administratief vlak. Levert een bijdrage aan de uitvoering van kwaliteitszorg binnen een organisatie.
            • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
            • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
            • OM508 Volgt beroepsspecifieke, internationale ontwikkelingen op. Raadpleegt actuele, internationale bronnen.
            Algemene beroepsgerichte competenties
            • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
            • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
            • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
            • OM512 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep. Neemt een standpunt in inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
            Beroepsspecifieke competenties

              SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
              • De student heeft kennis van de werkwijze van probleemgestuurd leren en het werken aan taken volgens de methode van de 7-sprong.
              • De student  is bekwaam de groepsrollen tijdens de PGO-werk-sessies adequaat te vervullen zodat men taakgericht kan werken en leren.
              • De student kan zelfstandig informatie opzoeken, verwerken en integreren volgens de werkwijze van de 7-sprong ( begrippen kunnen verduidelijken, onderwerp definiëren en afgrenzen, leerdoelen formuleren, zelfstudie, rapporteren en evalueren)
              • De student is bekwaam om op een adequate, zelfstandige en kritische wijze verscheidene bronnen te raadplegen en ernaar te refereren.
              • De student is bekwaam om informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur te begrijpen en te interpreteren.
              • De student kan een schriftelijke en mondelinge rapportage maken en deze adequaat presenteren.
              • De student kan verantwoordelijkheid opnemen en dragen voor het eigen leerproces en voor dat van andere groepsleden.
              • De student is bekwaam om binnen de eigen leersituatie en op taakgericht vlak actief voorwaarden te creëren voor een goede samenwerking en is zich bewust van de invloed hiervan op het sociaal emotionele klimaat binnen de leersituatie.
              • De student is bekwaam om binnen de eigen leersituatie rollen, posities, leiderschaps- en communicatiestijlen te herkennen en te benoemen. Hij/zij is tevens in staat kritisch te reflecteren over het eigen aandeel.
              • De student kan i.f.v. het beroep een adequate leerhouding zichtbaar maken in interactie met medestudenten en betrokken lectoren.
              • De student kan, als vertegenwoordiger van een groep, contacten leggen met en informatie verwerven via personen en instanties buiten de school.
              • De student kan gefundeerd een mening formuleren, vertrekkend vanuit eigen ervaring en vanuit aangeboden leersituaties ( door te luisteren naar anderen en door open te staan voor verschillende meningen en diverse soorten informatie).De student kan hiertoe functioneel verschillende ICT mogelijkheden hanteren ( informatie opzoeken via internet, teksten maken in Word, presentatie maken in Powerpoint)

               


              VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
              Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
              Om in te kunnen schrijven voor dit opleidingsonderdeel moet je je ook inschrijven voor: Jeugdhulpverl., maatsch. kwetsb. groep/3; Personen met een handicap/2.

              Andere begincompetenties
            • Kennis van alle leerinhouden van de voorbije modules, zowel op inzichtelijk gebied als op gebied van vaardigheden en attituden.

            • LEERINHOUDEN

              HOORCOLLEGES:

              • In de hoorcolleges worden de noodzakelijke kennis en vaardigheden om de probleemgestuurde opdracht te realiseren, toegelicht en ingeoefend. De focus in de hoorcolleges ligt op: de methodiek van de zevensprong en de organisatie van PGO, het zoeken en beoordelen van informatie en het formuleren van leerdoelen, het citeren en refereren en verwerken van informatie en de beoordeling van een rapport en het presenteren.

              OEFENGROEPEN:

              • De probleemgestuurde opdracht wordt tijdens de groepssessies uitgewerkt waarbij iedere student beurtelings zijn PGO-rol op zich neemt, leerdoelen formuleert, informatie opzoekt, verwerkt, integreert en rapporteert.
              • Tijdens dit opleidingsonderdeel worden de studenten geconfronteerd met 1 probleemtaak uit de praktijk van een gespecialiseerd opvoeder-begeleider. Deze taak wordt verwerkt volgens de methode van de 7-sprong (probleemgestuurd leren) in (onderwijs)groepen van maximaal 11 studenten. 
              • Van iedere werksessie wordt een verslag van de PGO-vergadering bijgehouden door de groepsleden en aangeleverd aan de lector en aan mekaar via de P-schijf. 
              • Ter voorbereiding van elke werksessie wordt door elke individuele student een individueel werkverslag aangemaakt met een reflectie op het procesgebeuren in de vorige sessie en met een neerslag van de eigen inhoudelijke voorbereiding voor de volgende sessie. Deze individuele werkverslagen worden aangeleverd aan de lector en aan mekaar via de P-schijf.
              • Iedere probleemtaak resulteert in een schriftelijk groepsrapport waarover de individuele studenten kritisch kunnen reflecteren.  
              • De informatie die ingewonnen en verwerkt wordt binnen PGO omvat  in elk geval inhouden uit het cursusmateriaal van de opleidingsonderdelen van module 1, 2 en 3 aangevuld met informatie uit andere bronnen (documentatiecentra, bibliotheek, internet, interview ervaringsdeskundige)     

              STUDIEMATERIAAL

              Studiemateriaal:

              • Syllabus plantijn PGO.
              • Handboek: Pollefliet, L. (2011, vierde druk). Schrijven: van verslag tot eindwerk do's & don'ts. Gent: Academia Press.
              • Cursusmateriaal uit vorige modules.
              • ICT-inleiding over zoekstrategieën op het internet.
              • Info uit bibliotheken, informatie- en documentatiecentra.
              • Materiaal van ervaringsdeskundigen via video, interview, kranten, tijdschriften, boeken…..

              WERKVORMEN
              Soort werkvorm    
              hoor- en werkcolleges:

               7

              %
              practicum en oefeningen:

                21

              %

              vormen van groepsleren:

                0

              %
              Verdere toelichting:

              Hoorcollege met achtergrondinformatie over de PGO-didactische werkwijze, over het raadplegen en refereren van bronnen en de informatieverwerking, over het opmaken van een adequaat rapport en het presenteren van een rapport.

              Oefengroep PGO (3u) met telkens 2 werksessies en 2 (taak- en procesgerichte) evaluaties per PGO groep onder begeleiding van de lector als tutor.


              EVALUATIE

              Eerste examenperiode
              CategorieWeging van categorieën
              permanente evaluatie30%
              presentatie20%
              taak50%

              • 30 % op permanente evaluatie tijdens de PGO-sessies (individuele score).
              • 50 % op de taken waarvan:
                • 60 % op de individuele werkverslagen (reflectie en inhoudelijke zelfstudie), aangemaakt door de studenten tussen de verschillende werksessies (individuele score).
                • 40 % op het rapport van de probleemtaak (groepsscore )
              • 20 % op de presentatie van het eindproduct (tijdens de assessmentweek) (groepsscore) met weging op basis van kritische vragen aan de andere groep.

               

              • Het niet aanwezig zijn (gewettigd of ongewettigd) op vijf of meer sessies (2,5 bijeenkomsten) betekent 0 punten op permanente evaluatie en 0 punten op de individuele werkverslagen.
              • Bij afwezigheid tijdens het schrijven van het groepsrapport wordt een vervangtaak gegeven.
              • Door de individuele weging krijgt een student die vijf of meer sessies afwezig is (gewettigd of ongewettigd) maar de helft van het behaalde groepspunt.



              tijd voor examinering
              uren

              2 

              Tweede examenperiode
              CategorieWeging van categorieën
              mondelinge evaluatie10%
              permanente evaluatie20%
              presentatie10%
              Schriftelijke evaluatie10%
              taak50 %

              VERLOOP

              Het examen wordt gespreid over 2 dagen: in 2 bijeenkomsten (= 4 werksessies) wordt in een nieuwe onderwijsgroep, volgens de methode van de 7-sprong, gewerkt aan een afgegrensde studietaak (verwerking van eigen leerdoelen). De resultaten worden gepresenteerd in een schriftelijk (groeps)-rapport (afgifte einde 2de bijeenkomst) en een individueel werkverslag (met reflectie op de eerste bijeenkomst en inhoudelijke voorbereiding van tweede bijeenkomst).

              Op de 1ste examendag wordt voor de bijeenkomst een individuele examenvraag schriftelijk uitgewerkt.

              Op de tweede examendag wordt na de bijeenkomst een mondelinge kritische beoordeling gegeven van het groepsrapport van de tweede-zittijd-PGO-groep (met voorbereidingstijd)

              BEOORDELING:

              • De punten van permanente evaluatie van de eerste examenperiode worden volledig overgedragen naar de tweede examenperiode, maar worden herleid naar 20%.
              • De punten van de presentatie van de eerste examenperiode worden volledig overgedragen naar de tweede examenperiode, maar worden herleid naar 10%.
              • 10 % mondelinge evaluatie in de vorm van een van kritische bespreking van het groepsrapport 
              • 10 % schriftelijke evaluatie in de vorm van een theoretische vraag
              • 50 % op de taken waarvan:
                • 60 % op het individuele werkverslag (reflectie en inhoudelijke zelfstudie), aangemaakt door de studenten tussen de 2 bijeenkomsten in de 2de examenperiode (individuele score).
                • 40 % op het schriftelijk groepsrapport (groepsscore) met individuele weging rekening houdend met het meewerken tijdens de bijeenkomsten in de tweede examenperiode en het individueel werkverslag gemaakt tijdens de tweede examenperiode.
              • Voor schriftelijke rapportage kan er tot 20% van het totaal aantal punten worden afgetrokken voor taal en vorm; dit geldt niet voor de schriftelijke examens.
               
              Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - Person. met een psychiatr. stoornis/4
                
              O.O. heeft componenten:Neen
              Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
              Code:5100100028
              Academiejaar:2011-2012
              Type:kern,
              Niveau:inleidend
              Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 4
              Contacturen:35
              Aantal studiepunten:4
              Totaal studietijd:104
              Examencontract:mogelijk
              Deliberatie:mogelijk
              Vrijstelling:mogelijk
              Onderwijstaal:Nederlands,
              Lector(en)Veerle Portael
              Lieve Walravens
              Ine Janssens
              Maite Mallentjer
              Gwendy Moentjens

               

              KORTE OMSCHRIJVING
              In welke sector je ook werkt, overal zal je ooit wel eens in contact komen met cliënten met een psychiatrische stoornis. In dit opleidingsonderdeel staan we stil bij visies op een aantal psychiatrische stoornissen (zie leerinhouden) vanuit de maatschappij en vanuit een wetenschappelijk kader. Je leert over mogelijke oorzaken van psychiatrische stoornissen, de verschijningsvormen ervan, de prognose en aandachtspunten voor de behandeling en de begeleiding van deze cliënten. Aan de hand van beeldmateriaal, gevalsbeschrijvingen en oefeningen kan je je een concreter beeld vormen van deze aspecten.

              COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
               Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

              Algemene competenties

              • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
              • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
              • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
              • OM508 Volgt beroepsspecifieke, internationale ontwikkelingen op. Raadpleegt actuele, internationale bronnen.
              Algemene beroepsgerichte competenties
              • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
              • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
              • OM512 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep. Neemt een standpunt in inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
              Beroepsspecifieke competenties
              • OM513 Analyseert de hulpvraag van de cliënt/het cliëntsysteem in zijn context. Stelt een handleingsplan of begeleidingsplan op. Optimaliseert doelen en middelen op basis van geobeserveerde evoluties.
              • OM515 Brengt een klimaat tot stand waarin cliënten optimale ontwikkelings- en vormingskansen krijgen. Bevordert en onderhoudt de cognitieve, eomtionele, sociale en motorische ontwikkeling.
              • OM516 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en technieken. Beëindigt een hulpverleningsrelatie, indien nodig of verwijst door.
              • OM518 Handelt preventief binnen de context van de individuele hulp- en dienstverlening (microniveau). Participeert pro-actief aan preventie op organisatie- en/of beleidsniveau.

              SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
              • De student kent het begrippenkader ivm de aangeboden theoretische en methodische kaders en wetenschappelijke kennis.
              • De student kan de voornaamste vormen van psychiatrische stoornissen herkennen en van elkaar onderscheiden.
              • De student heeft inzicht in de theorieën en modellen ten grondslag liggend aan de behandeling van psychische, psychosociale en psychosomatische problemen.
              • De student analyseert vanuit zijn kennis van psychiatrische stoornissen (probleem)situaties met cliënten behorend tot verschillende doelgroepen op een wetenschappelijk onderbouwde wijze.
              • De student kan de verkregen inzichten integreren in de begeleiding van en de hulpverlening aan verschillende doelgroepen.
              • De student kan op een adequate, zelfstandige en kritische wijze verschillende geschreven bronnen raadplegen.  
              • De student kan de ingewonnen informatie uit toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en interpreteren. . 
              • De student kan een aantal belangrijke begrippen benoemen en deze hanteren ten behoeve van de samenwerking met andere disciplines die betrokken zijn bij de behandeling van psychiatrische patiënten. 
              • De student bejegent mensen (cliënten, leerlingen of ouders) met een psychiatrische stoornis op een professionele en respectvolle manier.
              • De student kan m.b.t. de beeldvorming rond en bejegening van personen met een psychiatrische stoornis sensibiliserend optreden t.a.v. derden 

              VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
              Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
              geen

              Andere begincompetenties
              Eindtermen hoger secundair onderwijs.
              LEERINHOUDEN
              • Inleiding: historiek, hedendaagse ontwikkelingen en plaats van de hulpverlening bij psychiatrische problemen in onze huidige maatschappij, het diagnostisch proces, begrippen en visie
              • Autismespectrumstoornissen
              • Delirium, dementie en andere amnestische stoornissen
              • Angststoornissen
              • Leer-en taalstoornissen
              • Aan middelen gebonden stoornissen
              • Aandachtstekortstoornissen
              • Gedragsstoornissen
              • Stoornissen in de impulsbeheersing
              • Ticstoornissen
              • Slaapstoornissen
              • Voedings-en eetstoornissen
              • Stoornissen in de zindelijkheid
              • Voor de behandelde stoornissen komen volgende aspecten aan bod: etiologie, behandeling, verloop, preventie, specifieke aspecten i.v.m. begeleiding en het omgaan met personen met een psychiatrische stoornis

               


              STUDIEMATERIAAL
              • Syllabus 'Personen met een psychiatrische stoornis'.
              • Rigter, J., (2002) Ontwikkelingspsychopathologie, Coutinho, Bussum.
              • PowerPoint Presentaties bij de hoorcolleges en werkcolleges (op Blackboard).
              •   Nota's die je maakt tijdens de lessen.

              WERKVORMEN
              Soort werkvorm    
              hoor- en werkcolleges:

               35

              %
              practicum en oefeningen:

                0

              %

              vormen van groepsleren:

                0

              %
              Verdere toelichting:
              • Hoorcollege 3u/week.
              • Werkcollege 2u/week.
              • Zelfstudie van een aantal teksten.
              • Leesopdrachten ter voorbereiding van hoor- en werkcolleges.

              EVALUATIE

              Eerste examenperiode
              CategorieWeging van categorieën
              Schriftelijke evaluatie100%


              tijd voor examinering
              uren

              2 

              Tweede examenperiode
              CategorieWeging van categorieën
              Schriftelijke evaluatie100%

               
              Orthopedagogie - Voltijds modelpakket 1 - De mens in zijn omgeving/4
                
              O.O. heeft componenten:Neen
              Afstudeerrichting//Leertraject:Orthopedagogie
              Code:5100100029
              Academiejaar:2011-2012
              Type:kernondersteunend,
              Niveau:inleidend
              Periode binnen het modeltraject:Modelpakket 1 - Module 4
              Contacturen:28
              Aantal studiepunten:3
              Totaal studietijd:78
              Examencontract:mogelijk
              Deliberatie:mogelijk
              Vrijstelling:mogelijk
              Onderwijstaal:Nederlands,
              Lector(en)Jo Franck

               

              KORTE OMSCHRIJVING
              De interactie van iemand met zijn omgeving in al zijn facetten is hier de invalshoek.  Als omgeving  kan het gaan om eigen ingenomen of ontmoete ruimtes in de omgeving, of om de leefomgeving en –omstandigheden, of nog om anderen ontmoet in die omgeving. Hoe komt in dit verband waarneming tot stand, welke kennis wordt hier rond opgebouwd, welke opstellingen worden aangenomen, welke invloeden spelen er wederzijds, en welk gedrag kan waargenomen worden. In het hoorcollege verwerf je een woordenschat om hierover te praten en te denken, en verwerf je handvaten om te begrijpen en te volgen wat zich tussen iemand en zijn omgeving afspeelt. In het werkcollege worden diverse facetten van wat zich kan afspelen, in verschillende sociale omgevingen concreet gemaakt.

              COMPETENTIEGERICHTE LEERDOELEN
               Dit opleidingsonderdeel draagt in het bijzonder bij tot het realiseren van volgende opleidingsdoelen (eindtermen)

              Algemene competenties

              • OM501 Maakt correct en adequaat gebruik van begrippenkaders. Integreert gedetailleerde theoretische kennis. Bouwt een geldige en onderbouwde argumentatie op.
              • OM502 Verzamelt, selecteert en structureert relevante informatie. Verwerkt informatie kritisch. Hanteert functioneel ICT mogelijkheden. Refereert met behulp van een wetenschappelijke referentiestijl.
              • OM504 Analyseert een nieuw, complex vraagstuk aan de hand van theoretische kaders. Verdiept zich in het vraagstuk door verder onderzoek. Werkt planmatig een realistische en creatieve oplossing uit. Implementeert de gekozen oplossing. Evalueert de oplossing.
              • OM505 Stelt een werkplanning op. Leidt een vergadering. Stimuleert het doelgericht werken bij anderen. Begeleidt een team, rekening houdend met de context van een organisatie. Voert beheerstaken uit op financieel en administratief vlak. Levert een bijdrage aan de uitvoering van kwaliteitszorg binnen een organisatie.
              • OM506 Rapporteert schriftelijk in begrijpelijke en correcte taal. Presenteert mondeling op heldere wijze. Gebruikt gepaste communicatiemiddelen/modellen.
              • OM507 Brengt eigen talenten en competenties in kaart. Stuurt eigen leertraject. Houdt zijn eigen, professionele kennis en expertise actueel. Breidt eigen, professionele kennis en expertise uit.
              • OM508 Volgt beroepsspecifieke, internationale ontwikkelingen op. Raadpleegt actuele, internationale bronnen.
              Algemene beroepsgerichte competenties
              • OM509 Werkt op een constructieve manier samen vanuit groepsdynamische en communicatieve kaders. Profileert zich constructief binnen een team. Neemt verantwoordelijkheid op in het team. Vertegenwoordigt de eigen organisatie in diverse contexten.
              • OM510 Verwoordt de effecten van eigen referentiekader. Erkent referentiekader van anderen. Gaat op professionele wijze om met diversiteit. Behartigt de belangen en rechten van de cliënt/het cliëntsysteem. Stimuleert de eigen krachten en eigen autonomie van de cliënt/het cliëntsysteem. Motiveert gemaakte keuzes in ondersteuning.
              • OM511 Onderscheidt wet. informatie binnen het geheel van de informatiestroom en beoordeelt de kwaliteit in termen van betrouwbaarheid, validiteit. Zoekt wet. informatie op ifv een vraagstuk uit de praktijk. Brengt informatie uit verschillende bronnen samen in een literatuurstudie. Hanteert relevante dataverzamelings- én verwerkingsmethoden. Implementeert onderzoeksresultaten in de beroepspraktijk.
              • OM512 Werkt mee aan het sensibiliseren van de publieke opinie m.b.t. een respectvolle houding ten aanzien van elke hulpvrager. Neemt een standpunt in inzake profilering en legitimering van het beroep. Neemt een standpunt in inzake maatschappelijke discussies rond hulpverleningsvraagstukken.
              Beroepsspecifieke competenties
              • OM516 Bouwt op een professionele manier een begeleidingsrelatie uit in samenspraak met de cliënt/het cliëntsysteem en alle betrokkenen. Maakt in de hulp- en dienstverlening keuzes van in te zetten methoden en technieken. Beëindigt een hulpverleningsrelatie, indien nodig of verwijst door.

              SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
              • De student kan vanuit theoretische kaders, wetenschappelijke kennis en
                      inleefsituaties de mens in zijn omgeving beschrijven.
              • De student kan vanuit aangeboden leersituaties binnen een gewone context de
                      lichamelijke, socio-emotionele, cognitieve, creatief integratieve,
                      ethisch-conatieve ontwikkeling en functionering van personen in hun
                      omgeving omschrijven.
              • De student kan in gewone opvoedingssituaties als omgeving de ontwikkelings-
                      en begeleidingsprocessen van individuele personen observeren en
                      hierover zowel schriftelijk als mondeling rapporteren.
              • De student kan functioneel ICT mogelijkheden hanteren, meer bepaald
                      Windows, Word, Internet en E-mail.
              • De student kan op een adequate, zelfstandige en kritische wijze
                      verscheidene terzake bronnen raadplegen.
              • De student kan informatie uit terzake toegepaste wetenschappelijke literatuur begrijpen en
                      interpreteren.

              VEREISTE BEGINCOMPETENTIES
              Volgtijdelijkheid (inschrijvingsvereisten)
              geen

              Andere begincompetenties

              LEERINHOUDEN
              • Sociaal gedrag.
              • Sociale cognitie : persoonsperceptie, vooroordelen, stigmatisering,
                              indrukvorming, zelfperceptie,attributie.
              • Aantrekking en persoonlijke relaties.
              • Sociale invloeden (deïndividuatie, inschikkelijkheid, sociale impact).
              • Leren van elkaar.
              • Omgevingsperspectief.
              • Sociaal-emotionele informatieverwerking.

              STUDIEMATERIAAL
              • Cursus met slides uitgave 2011-2012.
              • Digitale bronnen.

              WERKVORMEN
              Soort werkvorm    
              hoor- en werkcolleges:

               28

              %
              practicum en oefeningen:

                0

              %

              vormen van groepsleren:

                0

              %
              Verdere toelichting:

              EVALUATIE

              Eerste examenperiode
              CategorieWeging van categorieën
              presentatie10%
              Schriftelijke evaluatie70%
              taak20%

              • Schriftelijke summatieve evaluatie
              • Opdracht werkcollege en assessment : toepassingstaak m.b.t. een aspect uit de sociale psychologie, presentatie van de toepassingstaak en integratie van begrippen uit presentaties van medestudenten.
              • Voor schriftelijke rapportage gaat 20% van de punten naar taal en vorm en 80 % naar inhoud.  Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.

              tijd voor examinering
              uren

              2 

              Tweede examenperiode
              CategorieWeging van categorieën
              Schriftelijke evaluatie70%
              taak30%

              • Schriftelijke summatieve evaluatie
              • Vervangende opdracht
                Het is de verantwoordelijkheid van de student, om de opdrachten voor de tweede examenperiode van Blackboard te halen.
                Het is de verantwoordelijkheid van de student om de juiste opdrachten, volledig en tijdig zoals vermeld aan de betrokken lector te overhandigen.
              • Voor schriftelijke rapportage gaat 20 % van de punten naar taal en vorm en 80 % naar inhoud.  Dit geldt niet voor de schriftelijke examens.